ECLI:NL:RBDHA:2021:15706

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/9643
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om tussentijdse toezending van verslagen van het nader gehoor in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verzoek om toezending van verslagen van het nader gehoor in het kader van een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. D.J.G.M. Berben, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Tijdens het nader gehoor op 17 augustus 2020 en 23 september 2020 zijn er technische problemen opgetreden, waardoor het gehoor niet kon worden afgerond. Eiser verzocht om tussentijdse toezending van de verslagen van deze gehoorprocedures, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft dit verzoek afgewezen. Verweerder stelde dat hij niet verplicht was om de verslagen te verstrekken voordat het gehoor was afgerond en dat eiser inmiddels het verslag had ontvangen op 18 november 2020.

De rechtbank heeft beoordeeld of eiser procesbelang had bij zijn verzoek. De rechtbank concludeerde dat eiser geen procesbelang had, omdat hij het doel van zijn verzoek al had bereikt door de toezending van de verslagen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om toezending van de verslagen een feitelijke handeling was die gelijkgesteld kon worden met een besluit, en dat verweerder het bezwaar van eiser terecht ontvankelijk had verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiser vervolgens niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen inhoudelijke beoordeling nodig was. De rechtbank heeft ook aangegeven dat eventuele benadeling door de werkwijze van verweerder in een toekomstige procedure over de asielaanvraag aan de orde kan worden gesteld.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/9643

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.A. Nijland),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D.J.G.M. Berben).

Procesverloop

Bij besluit van 7 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om toezending van de verslagen van het nader gehoor van 17 augustus 2020 en 23 september 2020 afgewezen.
Bij besluit van 7 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft een aanvraag ingediend om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 17 augustus heeft het nader gehoor plaatsgevonden. Dit nader gehoor is afgebroken in verband met technische problemen en omdat eiser aangaf niet te hebben gegeten en geslapen. Vervolgens is eiser uitgenodigd om op 23 september 2020 het nader gehoor voort te zetten. Ook dit gehoor is voortijdig afgebroken, omdat eiser anders niet meer terug zou kunnen reizen naar het AZC in Dronten. Eiser is daarna uitgenodigd voor 18 november 2020 om het nader gehoor voort te zetten. Eiser heeft op 30 september 2020 verzocht om tussentijds de verslagen van het nader gehoor van 17 augustus 2020 en 23 september 2020 toe te zenden. Ook heeft eiser een verzoek om voorlopige voorziening ingediend om deze verslagen voor 12 november 2020 te laten verstrekken. Dit verzoek is op 11 november 2020 door de voorzieningenrechter afgewezen. [1] Vervolgens is op 18 november 2020 het nader gehoor van eiser afgerond.

Het bestreden besluit

2. Verweerder heeft het verzoek van eiser afgewezen. Onder verwijzing naar de voornoemde uitspraak van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat uit artikel 3.113 van het Vreemdelingenbesluit 2000 niet volgt dat verweerder verplicht is om aan eiser verslagen van het nader gehoor te verstrekken voordat dit is afgerond. Ook was aan eiser inmiddels, op 18 november 2020, het verslag van het nader gehoor toegezonden.
Wat is het standpunt van eiser?
3. Eiser heeft aangevoerd dat hij door de werkwijze van verweerder, waarbij het nader gehoor tussentijds is onderbroken, is benadeeld. Door niet tussentijds de verslagen van het nader gehoor te verstrekken heeft verweerder gehandeld in strijd met de samenwerkingsverplichting uit de Kwalificatierichtlijn en het beginsel van fair play. Het verslag is onzorgvuldig tot stand gekomen en zou daarom niet aan het – door verweerder nog te nemen – asielbesluit ten grondslag mogen worden gelegd.
Wat is het standpunt van verweerder?
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser geen procesbelang heeft. Zijn verzoek zag op het verstrekken van de verslagen van het nader gehoor van 17 augustus 2020 en 23 september 2020. Op 18 november 2020 zijn de verslagen van het nader gehoor aan eiser toegezonden, zodat eiser het doel dat hij had met het instellen van het beroep al heeft bereikt.
Heeft verweerder het bezwaar terecht ontvankelijk verklaard?
5. De rechtbank dient allereerst ambtshalve te beoordelen of verweerder het bezwaar van eiser terecht ontvankelijk heeft verklaard en daarmee inhoudelijk heeft beoordeeld.
6. Het afwijzen van het verzoek om de verslagen toe te zenden, is naar het oordeel van de rechtbank een feitelijke handeling die kan worden gelijkgesteld met een besluit. [2] Verweerder heeft daarom het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek terecht ontvankelijk verklaard en inhoudelijk behandeld.
Is er sprake van procesbelang?
7. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of eiser belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
8. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft. Wat eiser wilde bereiken met de procedure, namelijk dat aan hem de verslagen van het nader gehoor worden toegezonden, heeft eiser inmiddels bereikt door de toezending daarvan op 18 november 2020. Dit staat ook niet ter discussie tussen partijen.
9. De beroepsgrond van eiser dat hij benadeeld is door de werkwijze van verweerder, waarbij het nader gehoor in drie fasen tussen 18 augustus 2020 en 18 november 2020 heeft plaatsgevonden zonder dat hij tussentijds de verslagen hiervan heeft gekregen, speelt in het kader van deze procedure geen rol. Er is nog geen besluit genomen door verweerder op de asielaanvraag van eiser. Op dit moment is niet vast te stellen of eiser is benadeeld door de werkwijze van verweerder is benadeeld. De vraag is ook of verweerder eiser bepaalde punten uit zijn relaas uit het nader gehoor zal tegenwerpen en of deze tegenwerping verband houdt met de wijze waarop het nader gehoor in fasen heeft plaatsgevonden. Daarnaast is de vraag of eiser daardoor benadeeld is en in hoeverre hij daarvoor gecompenseerd zou moeten worden. Deze vragen kunnen niet worden beantwoord voordat verweerder een besluit op de asielaanvraag van eiser heeft genomen.
10. Los van hetgeen hiervoor is overwogen stelt de rechtbank verder vast dat de onderhavige procedure enkel gaat om het verzoek van eiser om toezending van het verslag van het nader gehoor. In deze procedure speelt de inhoud van het nader gehoor van eiser geen rol. De door eiser opgeworpen vragen over de wijze waarop het nader gehoor heeft plaatsgevonden lenen zich daarom niet voor beantwoording in deze procedure. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om dit beroep aan te houden totdat verweerder een besluit heeft genomen op eisers asielaanvraag.
11. De rechtbank overweegt verder dat wanneer verweerder een besluit heeft genomen op eisers asielaanvraag en eiser van mening is dat hij is benadeeld door de wijze waarop het nader gehoor heeft plaatsgevonden, eiser deze benadeling aan de orde kan stellen in een (eventuele) procedure over zijn asielaanvraag.
Conclusie
12. Eiser heeft geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Het beroep van eiser is daarom niet-ontvankelijk.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier. De beslissing is uitgesproken op 28 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.De uitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:4913.
2.Artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.