Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, die stelt de Libische nationaliteit te bezitten, heeft tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit beroep werd tevens aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet is verschenen op de zitting, terwijl de Staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De Staatssecretaris heeft aangegeven dat er risico's zijn dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en dat hij de voorbereiding van zijn uitzetting belemmert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser de gronden voor de maatregel niet heeft betwist en dat hij consequent weigert mee te werken aan de identificatieprocedure bij de Libische autoriteiten.
De rechtbank concludeert dat er op dit moment nog zicht is op uitzetting, aangezien er een aanvraag voor een Laissez-Passer (LP) bij de Libische autoriteiten is ingediend die nog niet is afgewezen. De eiser heeft niet aangetoond dat hij niet kan voldoen aan de vereisten voor het verkrijgen van een LP. Daarom wordt het beroep ongegrond verklaard en wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.