ECLI:NL:RBDHA:2021:15689
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- P.J.M. Mol
- Z.E.M. van der Maas
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsdocument EU/EER
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een Turkse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Het primaire besluit dateert van 4 mei 2020, en het bestreden besluit, waarin het bezwaar van verzoeker ongegrond werd verklaard, is van 6 augustus 2020. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 8 april 2021 is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en heeft de verweerder zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is verklaard en dat verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen, omdat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat er op het bezwaar is beslist.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het primaire besluit geschorst en bepaald dat verzoeker tot vier weken na de beslissing op het bezwaar niet mag worden uitgezet. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 178,- en de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 1.068,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.