ECLI:NL:RBDHA:2021:15678
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring aanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, maar wiens aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 maart 2021 niet-ontvankelijk was verklaard. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 19 april 2021, waar de verzoeker niet aanwezig was, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening behandeld in samenhang met een andere zaak (NL21.4274).
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De reden hiervoor is dat er op dezelfde dag een mondelinge uitspraak is gedaan in de andere zaak, waardoor het niet meer nodig was om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. E. Kersten, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.