ECLI:NL:RBDHA:2021:15677

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2021
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
NL21.4274
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag na vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had op 19 maart 2021 een aanvraag ingediend, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar heeft zich niet ter zitting laten vertegenwoordigen. De rechtbank heeft de zaak behandeld samen met een andere zaak (NL21.4275) op dezelfde datum.

Tijdens de zitting heeft de rechtbank vernomen dat eiser op 6 april 2021 met onbekende bestemming is vertrokken, zoals blijkt uit de registratie van het COA. De gemachtigde van eiser heeft op 12 april 2021 laten weten dat zowel eiser als hijzelf niet ter zitting zullen verschijnen. Bovendien heeft de gemachtigde op 18 april 2021 aangegeven dat er sinds het vertrek van eiser op 6 april 2021 geen contact meer is geweest.

Gelet op deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank heeft daarom het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en bekendgemaakt op 19 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.4274
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H.J.M. Nijholt), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 19 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.4275, plaatsgevonden op 19 april 2021. Bij bericht van 12 april 2021 heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld dat eiser en hijzelf niet ter zitting zullen verschijnen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 8 april 2021 medegedeeld dat eiser op 6 april 2021 met onbekende bestemming is vertrokken. Dit volgt uit de registratie van het COA in het systeem van verweerder.
2. Bij bericht van 12 april 2021 heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld dat eiser en zijn gemachtigde niet ter zitting zullen verschijnen. Op de vraag van de rechtbank of de gemachtigde van eiser nog in contact staat met eiser, heeft de gemachtigde van eiser bij bericht van 18 april 2021 gemeld dat dat sinds 6 april 2021 niet meer het geval is. Eiser heeft niet zelf aan de rechtbank laten weten dat hij nog in Nederland verblijft en dat hij zijn asielprocedure wenst voort te zetten.
3. Gelet op deze omstandigheden gaat de rechtbank ervan uit dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2021 door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
19 april 2021

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.