ECLI:NL:RBDHA:2021:15668
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en inreisverbod voor vreemdeling in het kader van bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. H.K. Jap-A-Joe, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. H. Ibrahim. Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van 9 september 2020, waarin hem werd opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod voor de duur van twee jaar werd opgelegd. De rechtbank heeft de zitting op 16 februari 2021 gehouden, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De overwegingen van de rechtbank zijn dat eiser niet rechtmatig in Nederland verbleef en dat er een risico bestond dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser voerde aan dat hij door de coronamaatregelen niet kon terugkeren naar Marokko, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen aanleiding gaf om van het terugkeerbesluit af te zien. De rechtbank benadrukte dat eiser de mogelijkheid had om een aanvraag in te dienen voor verlenging van de vertrektermijn, maar dat hij dit niet had gedaan. Bovendien waren er geen bijzondere omstandigheden die het inreisverbod onrechtmatig maakten.
De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht het terugkeerbesluit en het inreisverbod had uitgevaardigd, en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser kan binnen vier weken na verzending van het proces-verbaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.