ECLI:NL:RBDHA:2021:15663
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor Eritrese nationaliteit op basis van onvoldoende identiteit
Op 12 februari 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een Eritrese eiseres, die een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had ingediend. De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard. De eiseres, geboren in 1996, had geen officiële identiteitsdocumenten overgelegd om haar identiteit aan te tonen, wat een vereiste is voor de aanvraag van een mvv. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres geen plausibele reden heeft gegeven voor het ontbreken van een Eritrese identiteitskaart en dat de door haar overgelegde documenten niet als substantieel indicatief bewijs konden worden aangemerkt. De rechtbank heeft verweerder in zijn standpunt gevolgd dat de eiseres niet in aanmerking komt voor de gevraagde mvv, omdat zij haar identiteit niet heeft aangetoond of aannemelijk heeft gemaakt. De uitspraak benadrukt het belang van officiële identiteitsdocumenten in het vreemdelingenrecht en de gevolgen van het ontbreken daarvan voor de aanvraagprocedures. De beslissing is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.