ECLI:NL:RBDHA:2021:15660
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Eritrese eiser wegens ongeloofwaardige identiteit en nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Eritrese eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser ongeloofwaardig waren. De eiser had tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn geboortedatum en had geen onderbouwende documenten overgelegd die zijn identiteit konden bevestigen. Tijdens de zitting op 29 maart 2021 werd de eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. H.A. Limonard, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou. De rechtbank concludeerde dat de door de eiser aangevoerde redenen voor zijn vertrek uit Eritrea niet geloofwaardig waren en dat hij niet had aangetoond dat hij gegronde redenen had om te vrezen voor zijn veiligheid. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 8 april 2021 en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.