ECLI:NL:RBDHA:2021:15654

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
NL21.4005
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoekster, die van Ugandese nationaliteit is. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De zitting vond plaats op 31 maart 2021, waar de verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. F.J.E. Hogewind, aanwezig was. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. H.J. Metselaar. Tijdens de zitting is ook een tolk, G.M. Ayabukye, aanwezig geweest. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak, onder zaaknummer NL21.4004, al een beslissing genomen op het beroep van de verzoekster, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening kwam te vervallen.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, in aanwezigheid van griffier mr. P. Bruins, en is openbaar gemaakt op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.4005
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.J.E. Hogewind), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.4004, plaatsgevonden op 31 maart 2021. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen G.M. Ayabukye. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoekster stelt van Ugandese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1989.
2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.4004, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
14 april 2021
en wordt openbaar gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.