ECLI:NL:RBDHA:2021:15632

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
NL21.3947
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser op grond van homoseksualiteit en geloofwaardigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2021 uitspraak gedaan in het beroep van een Nigeriaanse eiser die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser stelde dat hij homoseksueel is en dat hij problemen heeft ondervonden van zijn dorpsgenoten, leden van een geheim genootschap en de Nigeriaanse overheid. Hij heeft verklaard dat hij door leden van het geheime genootschap is neergestoken en dat zijn vaderlijk huis in brand is gestoken. Eiser heeft ook aangegeven dat hij door zijn stiefmoeder is vergiftigd.

De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris de verklaringen van eiser over zijn homoseksualiteit ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft geen overtuigende en consistente verklaringen kunnen geven over zijn gevoelens en zijn ervaringen. De rechtbank oordeelt dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn asielrelaas naar voren te brengen, maar dat zijn verklaringen te vaag en oppervlakkig waren. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat de gestelde problemen niet geloofwaardig zijn bevonden.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de legale uitreis van eiser uit Nigeria erop wijst dat hij niet door de autoriteiten wordt gezocht, wat zijn claims verder ondermijnt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.3947
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.3948, plaatsgevonden op 31 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J. Malik. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1995.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en daardoor problemen heeft ondervonden van zijn dorpsgenoten, leden van het geheime genootschap waartoe zijn vader behoorde en de Nigeriaanse overheid. Zijn vader was het plaatselijk hoofd van een geheim genootschap en na het overlijden van zijn vader moest eiser de rol van zijn vader in het genootschap overnemen. Eiser heeft aangegeven dit niet te willen, waarop hij door leden van dit geheime genootschap is neergestoken. Ook zou het geheime genootschap, in samenwerking met de dorpsgenoten, zijn vaderlijk huis in brand hebben gestoken. Voorts heeft betrokkene nog verklaard dat hij door zijn stiefmoeder vergiftigd is.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Homoseksuele geaardheid
3. Problemen naar aanleiding van de homoseksuele geaardheid
4. Vergiftiging door zijn stiefmoeder
5. Problemen met het geheime genootschap.
4. Verweerder heeft element 1 geloofwaardig en de overige elementen ongeloofwaardig geacht. In beroep heeft eiser geen gronden gericht tegen de elementen 4 en
5. Deze elementen zullen dan ook verder buiten bespreking worden gelaten.
Seksuele geaardheid
5. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser vaag, oppervlakkig en summier heeft verklaard over zijn gevoelens en hierover geen persoonlijk en authentiek verhaal heeft verteld. Verweerder hecht daarom geen geloof aan de gestelde homoseksuele geaardheid van eiser. Eiser is meermalen in de gelegenheid gesteld om zijn verklaringen aan te vullen, maar dit heeft niet tot andere inzichten geleid. Aan eiser is gevraagd hoe hij tot de conclusie is gekomen dat die gevoelens betekenen dat hij homoseksueel is, maar daar heeft betrokkene geen concreet antwoord op gegeven. Hij heeft daarop geantwoord dat hij een HIV test heeft gedaan in Amsterdam en dat hij elke maand bloedingen had net als een vrouw. Eiser heeft over zijn relatie met [A] inconsistent verklaard en van de persoon met wie hij daarna een relatie heeft gehad, weet hij de naam niet. Voor zover in de zienswijze wordt gesteld dat eiser niet in staat zou zijn om meer over zijn gevoelens in een bepaalde periode te verklaren, is niet gesteld waar in de gehoren dat zou zijn gebleken. Eiser heeft ook geen inzicht gegeven in wat bijeenkomsten van het COC voor hem en zijn gestelde homoseksualiteit betekenen. Verweerder ziet geen aanleiding om eiser het voordeel van de twijfel te gunnen.
6. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder niet daadwerkelijk rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, zoals culturele achtergrond en dergelijke, en lijkt een verwachtingspatroon te hanteren. Eiser heeft op geheel eigen wijze, en dus authentiek verklaard. Het ontgaat eiser hoe hij nog nader had kunnen verklaren. Verweerder gaat ver door van hem te verwachten dat hij uitvoerig kan verklaren en gevoelens en emoties precies inzichtelijk kan maken. Eiser heeft voorts aangevoerd dat volgens de huidige werkinstructie niet gevraagd of verwezen mag worden naar processen van ontdekking van de seksuele geaardheid. Verweerder mocht dus niet stellen dat eiser geen inzicht heeft gegeven in dergelijke processen. Eiser heeft voorts aangevoerd dat niet wordt ingezien op welke wijze hij uitvoeriger heeft kunnen verklaren over zijn angst en het zich realiseren dat zijn leven gevaar kon lopen. Met het benoemen van dergelijke emoties moet het verweerder duidelijk zijn wat wordt bedoeld. Ter zitting heeft eiser nog naar voren gebracht dat de procedurerichtlijn een samenwerking tussen eiser en verweerder voorschrijft en dat de medische elementen moeten worden meegenomen.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser in voldoende mate in de gelegenheid heeft gesteld om zijn asielrelaas in volle omvang kenbaar te maken. Eiser is een nader gehoor afgenomen, en is in de gelegenheid gesteld om zijn asielrelaas in een nader gehoor, in correcties en aanvullingen daarop en in de zienswijze naar voren te brengen. In het medisch advies horen en beslissen van 17 november 2020 is vermeld dat er wel
medische klachten zijn geconstateerd, echter hieruit vloeien geen beperkingen voort die relevant zijn voor het horen en/of beslissen. Na afloop van het nader gehoor heeft eiser geen klachten hierover geuit. Eiser heeft niet nader geconcretiseerd of onderbouwd op welke punten verweerder nader zou hebben moeten doorvragen of wat hij daar nader over had willen verklaren. Verweerder heeft met betrekking tot de door eiser genoemde gevoelens van angst en emoties mogen concluderen dat deze verklaringen vaag en oppervlakkig zijn. Juist omdat deze gevoelens van angst en emoties zozeer samenhangen met de door eiser gestelde redenen om zijn land te verlaten, mag hierbij van eiser meer worden verwacht. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Problemen vanwege de seksuele geaardheid
8. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat, nu de seksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig wordt bevonden, ook geen geloof wordt gehecht aan de door eiser gestelde problemen vanwege zijn geaardheid. Daarbij heeft eiser inconsistent verklaard over de gebeurtenissen rond het overlijden van zijn vader, het geheime genootschap en de dagvaarding. Eiser is Nigeria gecontroleerd uitgereisd, wat niet wijst op problemen vanwege zijn gestelde geaardheid. Dat eiser slecht zou zijn in jaartallen geeft verweerder geen aanleiding voor een andere conclusie, nu hij op meerdere punten ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd.
9. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder niet heeft aangegeven waar de kennis vandaan komt dat een legale uitreis erop wijst dat eiser niet door de Nigeriaanse autoriteiten gezocht wordt.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in zijn algemeenheid mag stellen dat, indien een bepaalde omstandigheid niet geloofwaardig is bevonden, ook de gevolgen die eiser hiervan stelt te ondervinden, als niet geloofwaardig mogen worden aangemerkt. Over de legale uitreis van eiser overweegt de rechtbank dat verweerder mag veronderstellen dat bij een gecontroleerde uitreis de personalia worden gecontroleerd en de uitreis van personen die door de overheid gezocht worden, op enige wijze zal worden verhinderd of bemoeilijkt. In hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om aan te nemen dat dit bij zijn uitreis niet het geval zou zijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder aan eiser heeft mogen tegenwerpen dat hij legaal is kunnen uitreizen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
11. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
12. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
06 april 2021
en wordt openbaar gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.