ECLI:NL:RBDHA:2021:15631
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die van Nigeriaanse nationaliteit is, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 10 maart 2021, met het argument dat de aanvraag kennelijk ongegrond was. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 31 maart 2021, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. E.R. Hagenaars, en een tolk, J. Malik, aanwezig was. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. H.J. Metselaar. Tijdens de zitting werd ook de behandeling van een andere zaak, NL21.3947, besproken. De rechtbank had in die zaak op dezelfde dag uitspraak gedaan, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening in deze zaak verviel.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op de website van de Rechtspraak en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.