Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2021 een mondelinge uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring die aan eiser is opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.B. van den Toorn-Volkers, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 12 maart 2021, waarin de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000 is opgelegd. Tijdens de zitting op 22 maart 2021 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is de heer A. Biada als tolk opgetreden. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank overweegt dat de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring kan worden getoetst, ondanks dat het juiste proces-verbaal van de staandehouding niet in het digitale dossier was geüpload. De rechtbank stelt vast dat eiser in de internationale trein van Brussel naar Breda is gecontroleerd door NS-medewerkers en geen vervoersbewijs of identiteitsbewijs kon tonen, wat leidde tot een rechtmatige staandehouding door de Koninklijke Marechaussee (Kmar).
De rechtbank concludeert dat er voldoende gronden zijn voor de maatregel van bewaring, waaronder het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft de zware en lichte gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen betwist, maar de rechtbank oordeelt dat deze gronden voldoende zijn gemotiveerd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier, en is bekendgemaakt op 29 maart 2021.