ECLI:NL:RBDHA:2021:15594

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
NL21.1183
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortduren van de maatregel in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met de Georgische nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 24 november 2020 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

Eiser heeft aangevoerd dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is en dat de verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. Hij heeft ook gesteld dat hij beschikt over een geldig paspoort en terug wil keren naar Georgië, maar dat de escortering door de Koninklijke Marechaussee (KMar) momenteel niet mogelijk is vanwege coronamaatregelen. De rechtbank heeft overwogen dat de coronamaatregelen slechts tijdelijke belemmeringen vormen en dat er geen aanwijzingen zijn dat de uitzetting niet binnen een redelijke termijn kan plaatsvinden. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en geoordeeld dat de maatregel van bewaring rechtmatig is.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de maatregel van bewaring op te heffen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, en is bekendgemaakt op 4 februari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.1183
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , met v-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A. Hol),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Dijcks).

Procesverloop

Verweerder heeft op 24 november 2020 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Georgische nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1995.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 7 januari 2021 (in de zaak NL20.22107) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep
wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. Voorts voert eiser aan dat uit de voortgangsrapportage blijkt dat hij beschikt over een geldig paspoort en terug wil keren naar Georgië. De - door verweerder noodzakelijk geachte - escortering door de Koninklijke Marechaussee (KMar) is echter vooralsnog niet mogelijk wegens de voor de KMar vanwege de coronapandemie geldende verplichte quarantaine. Dat verweerder eisers terugkeer naar Georgië op zorgvuldige wijze wil organiseren en begeleiden impliceert dat eisers terugkeer voor onbepaalde tijd wordt uitgesteld. In dat kader dient een belangenafweging te worden gemaakt. De maatregel duurt nu al voort vanaf 6 oktober 2020 en eiser wil en kan terugkeren naar zijn land. Bovendien heeft eiser al zelf gemeld dat zijn psychische gesteldheid is verbeterd. Hij is niet meer suïcidaal. Verweerder heeft ten onrechte niet onderzocht of eiser ‘fit to fly’ is en of eiser zonder medisch escorte en escorte van de KMar kan uitreizen.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. De stelling dat verweerder niet heeft onderzocht of eiser ‘fit to fly’ is volgt verweerder niet, omdat de medische dienst op 21 januari 2021 met eiser heeft gesproken en heeft medegedeeld dat eiser nog steeds een medische escort nodig heeft omdat hij suïcidaal is. Verweerder volgt dit advies op. Uit de voortgangsrapportage blijkt eveneens dat er op dit moment geen vlucht met medische escort mogelijk is naar Georgië vanwege de verplichte quarantaine voor de Kmar. De stelling dat een terugkeer naar Georgië voor onbepaalde tijd is uitgesteld, wordt niet gevolgd. De maatregelen die worden getroffen met betrekking tot het coronavirus betreffen tijdelijke maatregelen. Regelmatig zal worden gemonitord wanneer vluchten met een medische escort weer mogelijk zijn en zal eiser zo snel mogelijk worden overgedragen.
6. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is of dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting uit Nederland. De rechtbank overweegt dat de coronamaatregelen en de beperkingen die dit met zich meebrengt slechts een tijdelijke belemmering vormen voor de uitzetting van eiser. Niet is gebleken dat de beperkingen zo langdurig zullen zijn dat een uitzetting binnen een redelijke termijn is komen te ontbreken. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn stelling dat de terugkeer van eiser voor onbepaalde tijd wordt uitgesteld. Dat er op dit moment geen vlucht geboekt kan worden, omdat de nodige escortering momenteel niet mogelijk is, maakt dit niet anders. De rechtbank overweegt daarbij dat uit de voortgangsrapportage blijkt dat door verweerder gemonitord wordt of en wanneer eiser, met de nodige maatregelen, uitgezet kan worden. Eisers beroepsgronden slagen daarom niet.
7. Eiser voert vervolgens aan dat een belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen, nu de voortgangsrapportage geen enkel inzicht geeft over de vraag wanneer eiser wel naar Georgië terug kan keren.
8. Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
04 februari 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.