ECLI:NL:RBDHA:2021:15582

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
20/5970 en 20/7060
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering uitstel van vertrek op medische gronden en procesbelang na vertrek naar Nigeria

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een Nigeriaanse eiser die verzocht om uitstel van vertrek op medische gronden. De eiser had op 27 juli 2020 een verzoek ingediend voor uitstel van vertrek, maar dit was door de Staatssecretaris geweigerd. Eiser maakte bezwaar tegen deze beslissing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Echter, voordat de zitting plaatsvond, verklaarde de Staatssecretaris het bezwaar ongegrond op 15 september 2020. Eiser stelde beroep in tegen deze beslissing, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening werd behandeld in het kader van het beroep.

Tijdens de zitting op 25 februari 2021 zijn partijen niet verschenen. De rechtbank overwoog dat eiser op 18 november 2020 naar Nigeria was vertrokken, wat de vraag opriep of hij nog procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep. De rechtbank concludeerde dat er geen procesbelang meer was, omdat eiser niet meer in Nederland was en het verzoek om uitstel van vertrek niet meer kon worden ingewilligd. Eiser had ook geen schade aangevoerd die een procesbelang zou rechtvaardigen.

De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/5970 en AWB 20/7060
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 25 februari 2021 in de zaak tussen
[eiser] geboren op [geboortedatum] 1969, van Nigeriaanse nationaliteit, eiser/verzoeker
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.J.L. van de Glind)
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 27 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiser uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) te verlenen.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft verweerder bij besluit van 15 september 2020 (het bestreden besluit) het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, zodat het verzoek om voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 25 februari 2021. Partijen zijn niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de weigering om hem op medische gronden uitstel van vertrek te verlenen. Op 18 november 2020 is hij echter, blijkens de door eiser ondertekende vertrekverklaring van de IOM, naar Nigeria vertrokken. Daarom doet de vraag zich voor of eiser nog procesbelang heeft bij de beoordeling van het beroep. Als daar geen sprake van is, dan komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het beroep en is het beroep niet-ontvankelijk.
2. Er is sprake van procesbelang als het resultaat dat eiser met het instellen van het beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor hem feitelijk betekenis kan hebben. Een procesbelang kan eveneens worden aangenomen als er sprake is van geleden schade door de besluitvorming van verweerder.
3. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat eiser niets heeft aangevoerd in het kader van het al dan niet hebben van procesbelang. De rechtbank overweegt verder dat artikel 64 van de Vw is bedoeld om tijdelijk uitstel van vertrek uit Nederland te verlenen vanwege de medische situatie. Dat betekent in de eerste plaats dat eiser in Nederland moet zijn. Omdat eiser op 18 november 2020 was vertrokken kan hij met zijn beroep niet meer bereiken dat zijn vertrek tijdelijk wordt uitgesteld. Dit brengt met zich dat hij geen procesbelang meer heeft bij deze procedure. Door eiser is verder niet gesteld dat hij schade heeft geleden, waardoor alsnog een procesbelang zou moeten worden aangenomen.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
5. Gegeven de beslissing in de beroepszaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Bouteibi, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 25 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het beroep betreft, binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.