In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheidingsprocedure. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. M.S. Polat, verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en om het minderjarige kind aan haar toe te vertrouwen. De man, vertegenwoordigd door mr. T.V. Seedorf, voerde verweer en verzocht eveneens om het uitsluitend gebruik van de woning. Beide partijen hebben aangegeven dat zij momenteel niet in staat zijn om tijdelijk elders te verblijven, wat heeft geleid tot een patstelling in de situatie.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De vrouw heeft aangegeven dat de spanningen tussen partijen zeer belastend zijn en dat zij in het belang van het kind, dat zij altijd heeft verzorgd, in de woning wil blijven. De man heeft echter ook zijn zorgen geuit over zijn geestelijke gezondheid en het belang van een stabiele woonomgeving. De rechtbank heeft vastgesteld dat het in het belang van het minderjarige kind is om de huidige situatie te handhaven, zodat geen van beide partijen zonder woonruimte komt te zitten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de verzoeken van zowel de vrouw als de man af te wijzen. De rechtbank adviseert beide partijen om hulpverlening in te schakelen voor ondersteuning bij het vinden van vervangende woonruimte en om afspraken te maken over het gebruik van de woning totdat een definitieve oplossing is gevonden. De beslissing is genomen door mr. J.C. Sluymer, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. A.M. Lokhorst als griffier.