ECLI:NL:RBDHA:2021:15575

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
C/09/621037 / FA RK 21-7827
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorzieningen in echtscheidingsprocedure met betrekking tot gebruik echtelijke woning en zorg voor minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheidingsprocedure. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. M.S. Polat, verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en om het minderjarige kind aan haar toe te vertrouwen. De man, vertegenwoordigd door mr. T.V. Seedorf, voerde verweer en verzocht eveneens om het uitsluitend gebruik van de woning. Beide partijen hebben aangegeven dat zij momenteel niet in staat zijn om tijdelijk elders te verblijven, wat heeft geleid tot een patstelling in de situatie.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De vrouw heeft aangegeven dat de spanningen tussen partijen zeer belastend zijn en dat zij in het belang van het kind, dat zij altijd heeft verzorgd, in de woning wil blijven. De man heeft echter ook zijn zorgen geuit over zijn geestelijke gezondheid en het belang van een stabiele woonomgeving. De rechtbank heeft vastgesteld dat het in het belang van het minderjarige kind is om de huidige situatie te handhaven, zodat geen van beide partijen zonder woonruimte komt te zitten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de verzoeken van zowel de vrouw als de man af te wijzen. De rechtbank adviseert beide partijen om hulpverlening in te schakelen voor ondersteuning bij het vinden van vervangende woonruimte en om afspraken te maken over het gebruik van de woning totdat een definitieve oplossing is gevonden. De beslissing is genomen door mr. J.C. Sluymer, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. A.M. Lokhorst als griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 21-7827
Zaaknummer: C/09/621037
Datum beschikking: 21 december 2021

Voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 17 november 2021 ingekomen verzoek van:

[X] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.S. Polat te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. T.V. Seedorf te ’s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek.
Op 7 december 2021 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • partijen, ieder bijgestaan door hun advocaat;
  • [naam tolk] , als tolk namens de man;
  • [mederwerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

Feiten

  • De man en de vrouw zijn op [datum huwelijk 2] 2009 te [plaats huwelijk] , Marokko, met elkaar gehuwd.
  • De vrouw is voornemens een verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank in te dienen, omdat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht.
  • Partijen zijn de ouders van het volgende, nu nog minderjarige, kind: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .
  • Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [voornaam minderjarige] uit.

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt:
  • te bepalen dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning gelegen aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] , met inbegrip van de tot die woning behorende inboedel, en mitsdien te bevelen dat de man deze woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden;
  • te bepalen dat het minderjarige kind van partijen voorlopig aan de vrouw wordt toevertrouwd;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Verder verzoekt de man zelfstandig: te bepalen dat de man bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning gelegen aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] , met inbegrip van de tot de woning behorende inboedel.
Op de zitting heeft de man zijn zelfstandig verzoek aangevuld. Indien zijn verzoek wordt toegewezen, mogen zowel de vrouw als [voornaam minderjarige] in de echtelijke woning verblijven totdat de vrouw eigen woonruimte heeft gevonden.

Beoordeling

Beide partijen hebben de rechtbank verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan hen toe te wijzen. De vrouw heeft daarnaast verzocht om [voornaam minderjarige] aan haar toe te vertrouwen.
De vrouw wil met [voornaam minderjarige] in de echtelijke woning blijven. Zij stelt dat er is sprake van spanningen tussen partijen, die zij als zeer belastend ervaart. Hoewel de vrouw haar best doet om deze spanningen niet aan [voornaam minderjarige] te laten merken, geeft zij aan dat deze spanningen ook overslaan op [voornaam minderjarige] . De vrouw vindt het in het belang van [voornaam minderjarige] dat zij aan haar wordt toevertrouwd, omdat zij altijd de hoofdverzorger van [voornaam minderjarige] is geweest en de man gezien zijn geestelijke gezondheid de opvoeding en verzorging van [voornaam minderjarige] niet op zich kan nemen. Continuering van de huidige situatie, waarin beide partijen samen in de echtelijke woning verblijven, acht de vrouw niet wenselijk. Volgens de vrouw kan zij, in tegenstelling tot de man, niet tijdelijk bij familie of vrienden verblijven. Zij is na het huwelijk met de man naar Nederland gekomen en heeft hier geen sociaal netwerk waar zij (tijdelijk) op terug kan vallen.
De man geeft aan dat hij de afgelopen vijftien jaar vanuit diverse disciplines wordt begeleid op het gebied van zijn geestelijke gezondheid. Met behulp van onder meer [instelling] heeft de man een buurtvangnet gecreëerd. De man heeft ook een dagbesteding. Eén keer per drie weken komt de begeleidster van [instelling] op bezoek voor een gesprek. De man ontkent dat hij familie of vrienden heeft waar hij (tijdelijk) zou kunnen verblijven. Bovendien is een stabiele woonomgeving cruciaal voor zijn geestelijke gezondheid. Indien hij de woning zou moeten verlaten, is er een grote kans op een bijvoorbeeld een psychose. De man erkent dat de vrouw meer opvoedingstaken voor [voornaam minderjarige] op zich neemt in verband met zijn geestelijke gezondheid. Echter geeft de man aan dat hij de vrouw voldoende ruimte geeft. Zo heeft de man bijvoorbeeld een eigen slaapkamer, waar hij zich vaak terug trekt. De man ervaart geen spanningen in huis. De man wil de bestaande situatie niet te veel ontwrichten en verzoekt daarom de huidige situatie in stand te laten, inhoudende dat beide partijen gezamenlijk in de echtelijke woning verblijven, totdat de vrouw een eigen woonruimte heeft gevonden.
De rechtbank stelt voorop dat uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken blijkt dat de vrouw de huidige situatie als zwaar ervaart. Desalniettemin hebben beide partijen op de zitting aangegeven dat het hen tot nu toe is gelukt om [voornaam minderjarige] buiten de ruzies te houden.
Beide partijen hebben een belang bij het gebruik van de echtelijke woning, de vrouw ten aanzien van de toevertrouwing en verzorging van [voornaam minderjarige] en de man ten aanzien van zijn geestelijke gezondheid. Echter hebben ook beide partijen aangegeven dat zij nergens (tijdelijk) kunnen verblijven. Dat zou betekenen dat óf de vrouw met een jong kind op straat zo komen te staan, óf dat de man met zijn psychische problematiek op straat zou komen te staan.
De rechtbank zal, gelet op deze patstelling, de huidige situatie handhaven, om zo te voorkomen dat één van beide partijen zonder (tijdelijke) woonruimte komt te zitten. In beide situaties is de rechtbank van oordeel dat het middel erger zou zijn dan de kwaal, althans op korte termijn.
De rechtbank is van oordeel dat deze situatie ook het meest in het belang van [voornaam minderjarige] is, omdat op deze manier voor haar de stabiliteit behouden blijft en zij – in ieder geval voorlopig – in haar vertrouwde omgeving kan blijven. Daarnaast is niet gebleken dat het belang van [voornaam minderjarige] zwaar in het geding is en zij momenteel veel last heeft van de huidige situatie. Hoewel de rechtbank begrijpt dat dit voor de langere termijn geen ideale situatie is, oordeelt de rechtbank deze situatie voor de duur van de echtscheidingsprocedure of totdat één van beiden een andere (ook voor [voornaam minderjarige] geschikte) woonruimte heeft gevonden, als de minst slechte optie. Het voorgaande betekent dat de rechtbank het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan geen van beiden zal toewijzen, zodat de verzoeken van de vrouw en de man hiertoe zullen worden afgewezen.
De rechtbank ziet, gelet op wat hiervoor is overwogen, evenmin aanleiding om [voornaam minderjarige] aan één van beide partijen toe te vertrouwen. De rechtbank zal het hiertoe strekkende verzoek van de vrouw dan ook afwijzen.
Ten overvloede adviseert de rechtbank partijen om nu al (meer) hulpverlening in te schakelen die partijen kan ondersteunen bij het vinden van vervangende woonruimte voor één of beide partijen. Na de echtscheiding zullen partijen immers niet meer beiden in de echtelijke woning verblijven. De raadsvertegenwoordiger ter zitting heeft partijen geadviseerd om zich hiervoor tot het Centrum voor Jeugd en Gezin (het CJG) te wenden. Ook kan de man de situatie met zijn maatschappelijk werker en begeleidster bij [instelling] bespreken, die hierbij misschien iets kunnen betekenen of partijen kunnen doorverwijzen naar passende hulpverlening. Wellicht kunnen partijen, eventueel met behulp van hun advocaten, voor de tussentijd afspraken maken over wie van partijen op welk moment in (bepaalde ruimtes van) de echtelijke woning verblijft, om de situatie voor de vrouw dragelijker te maken.

Beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken van de vrouw en de man af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Sluymer, (kinder)rechter, tot stand gekomen in samenwerking met mr. A.M. Lokhorst als griffier, en uitgesproken op 21 december 2021.