ECLI:NL:RBDHA:2021:15554

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2021
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/8128 en AWB 20/8129
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning op basis van onjuiste gegevens en schijnrelatie, geen schending van artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in het kader van een beroep tegen de intrekking van een verblijfsvergunning. Eiseres, van Vietnamese nationaliteit, had een verblijfsvergunning aangevraagd op basis van haar relatie met referent, die haar biologische oom blijkt te zijn. De Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de verblijfsvergunning ingetrokken op basis van het standpunt dat eiseres onjuiste gegevens heeft verstrekt en dat er sprake is van een schijnrelatie. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft zij beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de intrekking van de verblijfsvergunning is gebaseerd op een onderzoek door de vreemdelingenpolitie, waaruit bleek dat de relatie tussen eiseres en referent niet oprecht was. Eiseres heeft betoogd dat verweerder onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de stelling dat er sprake is van een schijnrelatie. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder voldoende bewijs heeft geleverd en dat de intrekking van de verblijfsvergunning gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen schending is van artikel 8 van het EVRM, omdat de relatie niet als een beschermingswaardig gezinsleven kan worden beschouwd.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten. Tevens is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/8128 en AWB 20/8129
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 18 maart 2021 in de zaak tussen
[eiseres/verzoekster] , geboren [1981] , van Vietnamese nationaliteit,eiseres/verzoekster (eiseres),
mede namens haar kinderen,
[Kind 1] ,geboren op [2005] , en,
[Kind 2], geboren op [2000] ,
V-nummers: [V nummer 1] , [V nummer 2] en [V nummer 3] ,
(gemachtigde: mr. C. Chen),
en

de Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Berben)

Procesverloop

Bij besluit van 6 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd met als doel ‘verblijf bij partner [A] ’ van eiseres met ingang van 26 maart 2016 ingetrokken. Verder heeft verweerder aan eiseres een terugkeerbesluit opgelegd en een inreisverbod uitgevaardigd voor de duur van twee jaar. Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 6 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. S. Kahraman, als waarnemer van haar gemachtigde. Ook referent is verschenen. Als tolk is verschenen de heer D.T. Tran. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de intrekking van de verblijfsvergunning gebaseerd op het standpunt dat eiseres onjuiste gegevens heeft verstrekt. Bij de aanvraag heeft eiseres namelijk niet vermeld dat referent de biologische oom is van eiseres. De vreemdelingenpolitie heeft onderzoek gedaan naar de gestelde relatie en samenwoning van eiseres met referent. Op basis van het resultaat van dat onderzoek en het digitaal onderzoek, verricht in open bronnen op het internet, heeft verweerder aangenomen dat sprake is van een schijnrelatie met als enkel doel om een verblijfsvergunning te verkrijgen. Verweerder heeft daarom de verblijfsvergunning van eiseres ingetrokken. Omdat het verblijfsrecht van haar kinderen afhankelijk is van het verblijfsrecht van eiseres, heeft verweerder ook de verblijfsvergunningen van haar kinderen ingetrokken.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder ook beslist dat eiseres Nederland en de Europese Unie onmiddellijk moet verlaten. Ook heeft verweerder een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Deze beslissingen worden door de rechtbank niet apart beoordeeld, omdat eiseres daartegen geen beroepsgronden heeft aangevoerd.
Standpunt eiseres
3. Eiseres heeft het bestreden besluit betwist. Volgens haar heeft verweerder niet deugdelijk onderbouwd dat van een schijnrelatie sprake zou zijn. Verweerder heeft te weinig waarde gehecht aan het proces-verbaal van het huisbezoek door de vreemdelingenpolitie op 5 december 2018. Bij die gelegenheid heeft de politie namelijk juist feiten geconstateerd die wel wijzen op een duurzame en exclusieve relatie. Zo heeft de politie een gezamenlijke administratie en foto’s van de tijd van eiseres en referent in Vietnam waargenomen.
Daarnaast bekijkt verweerder de relatie van eiseres en referent vanuit een westers perspectief. Verweerder verwacht namelijk van eiseres en referent dat zij recente foto’s kunnen overleggen. In de cultuur van eiseres en referent is het evenwel niet gebruikelijk om je relatie buitenshuis te uiten. Bovendien houdt referent niet van foto’s. Over het werk van eiseres bij een nagelstudio stelt zij dat zij en referent daarover hetzelfde hebben verklaard. Dat eiseres niet heeft verteld dat zij werkte voor de zoon van referent, betekent niet dat zij informatie heeft achtergehouden. Eiseres was aan het proefdraaien bij de nagelstudio en daarom had zij er ook moeite mee om de vragen daarover te beantwoorden. Tot slot blijkt uit de overgelegde verklaring van de buren, de bankafschriften, inschrijving bij de huisarts en de zorgpolis dat eiseres en referent een duurzame en exclusieve relatie hebben.
Beoordeling door de rechtbank
4. De intrekking van een verblijfsvergunning is een belastend besluit. Daarom ligt de bewijslast bij verweerder. Verweerder heeft de verblijfsvergunning ingetrokken met ingang van de datum waarop de vergunning is verleend. Daarom moet verweerder aannemelijk maken dat van meet af aan sprake was van een schijnrelatie. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hierin is geslaagd en acht hierbij het volgende van belang.
Ten aanzien van de duurzame en exclusieve relatie
5. De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder niet heeft betwist dat eiseres en referent samenwonen. De samenwoning is dus geen punt van geschil. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres zeer weinig bewijsstukken van de gestelde relatie heeft overgelegd. De bewijsstukken die eiseres heeft overgelegd, zeggen ook niet veel méér dan dat eiseres en referent staan ingeschreven op hetzelfde adres. Dit geldt ook ten aanzien van het proces-verbaal van het huisbezoek door de vreemdelingenpolitie van 5 december 2018 op het adres van referent. Dat eiseres en referent onafhankelijk van elkaar hun kleding konden aanwijzen en dat er gezamenlijke post is aangetroffen, zijn feiten die weliswaar wijzen op samenwoning, maar die verder niet laten zien hoe eiseres en referent invulling geven aan hun gestelde relatie.
6. Verweerder heeft verder in zijn overweging kunnen betrekken dat eiseres en referent op meerdere punten tegenstijdige verklaringen hebben afgelegd. Zo hebben eiseres en referent – onder meer – tegenstrijdig verklaard over het ontstaan van de relatie in 2014. Er is
verklaard dat de relatie op afstand tot stand is gekomen en dat twee dagen na aankomst in Vietnam aan de familie van eiseres is verteld dat sprake was van een relatie. Daarnaast is verklaard dat er pas sprake was van een relatie, vier of vijf dagen voordat referent is teruggekeerd naar Nederland. Ook is verklaard dat er pas een relatie is ontstaan nadat referent terug was gekeerd naar Nederland. In bezwaar en beroep heeft eiseres deze tegenstrijdigheden niet weersproken, maar heeft zij slechts gesteld dat het ontstaan van een relatie subjectief is en dat het logisch is dat antwoorden van eiseres en referent van elkaar afwijken, omdat verweerder vragen heeft gesteld over een periode uit 2014. In het bestreden besluit heeft verweerder echter voldoende toegelicht dat eiseres en referent uitgebreid zijn bevraagd en dat eiseres en referent ook over vrije recente gebeurtenissen tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd.
7. Zo heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres en referent tegenstrijdig hebben verklaard over het werk van eiseres. Volgens referent is zijn zoon een nagelstudio begonnen en werkte eiseres daar sinds december 2019. De referent heeft niet precies kunnen verklaren op welke dagen eiseres daar werkte, maar volgens de referent heeft eiseres daar wel al vaker dan tien keer gewerkt. Eiseres heeft daarentegen verklaard dat zij daar enkele dagen op de proef heeft gewerkt en dat het nog niet duidelijk was of zij zou worden aangenomen. Op 21 januari 2020 had zij daar nog maar één dag gewerkt. Eiseres wist niet wat de achternaam van haar baas was. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat het vreemd is dat eiseres niet heeft verteld dat zij voor de zoon van referent werkt. Ook in beroep heeft eiseres hiervoor geen goede verklaring kunnen geven. De enkele stelling dat eiseres niet durfde te verklaren dat zij bij de zoon van referent werkte, omdat zij nog aan het proefdraaien was, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden. Bovendien heeft zij de tegenstrijdige verklaringen over hoeveel keer en vanaf wanneer zij bij nagelstudio heeft gewerkt, niet opgehelderd.
8. Daarbij komt dat eiseres en referent ook tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd over de eerdere visumaanvragen van eiseres. De verklaringen over wie, wanneer voor eiseres garant heeft gestaan, komen niet overeen. Tijdens het gehoor heeft verweerder aan eiseres en referent nog gevraagd wat zij ‘afgelopen zondag’ hadden gedaan. Ook op die vraag hebben zij geen overeenkomende verklaring afgelegd.
9. Dat het in de cultuur van eiseres niet gebruikelijk is om je relatie buitenshuis te uiten, neemt niet weg dat van partners die hun leven samen delen mag worden verwacht dat zij eenduidige verklaringen afleggen of dat zij een logische verklaring kunnen geven voor tegenstrijdigheden in hun verklaringen. Het kan zo zijn dat eiseres en referent gebeurtenissen anders onthouden of beleefd hebben,. In hun geval gaat het echter om een opeenstapeling van tegenstijdigheden. Voor geen van deze tegenstrijdigheden heeft eiseres een logische verklaring gegeven.
10. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt kan stellen dat de relatie tussen eiseres en referent is gesloten met als enig oogmerk om eiseres een verblijfvergunning in Nederland te verschaffen. Om die reden heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiseres mogen intrekken.
Ten aanzien van artikel 8 van het EVRM [1]
11. Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 8 van het EVRM.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat, omdat sprake is van een schijnrelatie, tussen eiseres en referent geen sprake is van een beschermingswaardig gezinsleven
13. Ten aanzien van het door eiseres en haar kinderen in Nederland opgebouwde privéleven, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de intrekking van de verblijfsvergunning geen schending oplevert van artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat de kinderen zijn opgegroeid en geboren in Vietnam en dat eiseres pas op 34-jarige leeftijd naar Nederland is gekomen. De kinderen spreken Vietnamees en hebben familie in Vietnam. Ook zijn de kinderen in Vietnam naar school geweest en sinds hun komst in Nederland hebben zij Vietnam nog enkele keren bezocht. Niet valt in te zien dat de banden die de kinderen en eiseres hebben met Vietnam zijn verbroken na een verblijf van vier jaar in Nederland. De stelling van eiseres dat zij in Nederland werkt, hier haar sociale kring heeft en de kinderen in Nederland naar school gaan, leidt niet tot een andere oordeel. Deze omstandigheden wegen niet op tegen de sterke banden die eiseres en de kinderen hebben met Vietnam. Verweerder heeft de belangenafweging in het nadeel van eiser mogen laten uitvallen.
Conclusie
14. Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit blijft in stand.
15. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. De beslissing is uitgesproken op 18 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier (voorzieningen)rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.