ECLI:NL:RBDHA:2021:15536

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/7496
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van inburgeringsvereiste en hoorplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar echtgenoot in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet geslaagd was voor het inburgeringsexamen, wat een vereiste is voor de mvv. Eiseres voerde aan dat zij ontheven moest worden van dit vereiste vanwege haar analfabetisme en de inspanningen die zij had geleverd om zich voor te bereiden op het examen. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij zich voldoende had ingespannen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die haar vrijstelden van het inburgeringsvereiste. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten om de mvv niet te verlenen. Daarnaast werd het beroep ongegrond verklaard omdat er geen schending van de hoorplicht was, aangezien de bezwaren van eiseres op voorhand niet konden leiden tot een ander besluit. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/7496

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.W. Aartsen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Aboulouafa)

Procesverloop

Bij besluit van 27 januari 2020 heeft verweerder de door [referent] (referent) ten behoeve van eiseres ingediende aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij referent’ afgewezen.
Bij besluit van 9 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2021. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Daarnaast is referent verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres woont in Marokko en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Zij heeft op
3 september 2019 een mvv aangevraagd omdat zij bij haar echtgenoot (referent) in Nederland wil verblijven. Eiseres heeft op 3 mei 2018 het inburgeringsexamen afgelegd, maar is voor geen enkel onderdeel geslaagd.
Vrijstelling van het inburgeringsvereiste
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres het inburgeringsexamen niet heeft gehaald, terwijl dit wel een voorwaarde is voor de mvv die zij heeft aangevraagd. Verweerder heeft alle feiten en omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd meegewogen. Er is geen sprake van individuele omstandigheden die maken dat eiseres het examen niet kan afleggen of niet voor (onderdelen van) het examen kan slagen. Verweerder vindt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich lang genoeg heeft ingezet en heeft gedaan wat mogelijk is in haar situatie om zich voor te bereiden op het examen en om voor het examen te slagen. Dat betekent dat eiseres niet wordt ontheven van de verplichting om te slagen voor het inburgeringsexamen.
3. Eiseres voert aan dat zij ontheven dient te worden van het inburgeringsvereiste, gelet op haar opleidingsniveau (zij is analfabeet) en de door haar verrichtte inspanningen. Eiseres heeft zich voldoende ingespannen voor het examen en ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een aantal bewijsstukken overgelegd. Verweerder werpt eiseres ten onrechte tegen dat deze bewijsstukken te weinig inzicht geven in wat er tijdens de door eiseres gevolgde cursussen is behandeld. Het is voor eiseres onmogelijk om te bewijzen wat zij precies heeft gedaan tijdens de lessen.
4. De rechtbank stelt allereerst vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres het basisexamen inburgering in het buitenland niet heeft gehaald. In deze zaak moet worden beoordeeld of eiseres vanwege bijzondere individuele omstandigheden moet worden vrijgesteld van het inburgeringsvereiste.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet het geval. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voor haar niet mogelijk is om (delen van) het inburgeringsexamen te halen. Hierbij heeft verweerder mogen betrekken dat uit de overgelegde bewijsstukken niet blijkt dat eiseres zich op een passende wijze heeft voorbereid op het examen. Uit deze stukken blijkt namelijk niet of de gevolgde cursussen geschikt waren voor eiseres als voorbereiding en ook niet in welke mate eiseres zich daarvoor heeft ingespannen. De stelling van eiseres ter zitting dat zij zich voldoende heeft ingespannen omdat zij minstens 200 uur heeft besteed aan de voorbereiding van het examen, maakt dit niet anders. Zoals verweerder terecht stelt, is niet alleen het aantal uren van belang voor het leveren van voldoende inspanning, maar moet sprake zijn van een passende voorbereiding op het examen. In dit verband heeft verweerder er op kunnen wijzen dat er een zelfstudiepakket beschikbaar is op de site Naarnederland.nl dat speciaal is gemaakt voor de voorbereiding voor het examen. Eiseres heeft niet aangetoond of geconcretiseerd dat zij het zelfstudiepakket heeft gedownload en samen met referent de lesstof heeft geoefend. Het zelfstudiepakket is door verweerder zo ingericht dat iemand alleen al daarmee het examen zou moeten kunnen halen. Het is dus niet nodig om een cursus(sen) te volgen bij bijvoorbeeld een taalinstituut. Ook bevat het zelfstudiepakket eigen studiemateriaal voor analfabeten, zodat eiseres zich op passende wijze kan voorbereiden op het examen. Dat eiseres analfabeet is en moeite heeft met het onthouden van lesstof heeft verweerder daarom niet tot een ander besluit hoeven brengen. Tot slot heeft verweerder in overweging mogen nemen dat eiseres haar gestelde inspanningen niet heeft aangetoond door het inburgeringsexamen nogmaals af te leggen. Eiseres heeft namelijk na 3 mei 2018 niet meer geprobeerd om (onderdelen van) het basisexamen te halen. De beroepsgrond slaag niet.
Schending hoorplicht
6. Eiseres voert tot slot aan dat verweerder het bestreden besluit heeft genomen in strijd met de hoorplicht. Door eiseres niet te horen, heeft verweerder haar de kans ontnomen om te verklaren over de door haar verrichtte inspanningen.
7. De rechtbank overweegt dat met toepassing van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) - onder meer - van het horen kan worden afgezien indien er, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een ander besluit. Deze situatie doet zich hier voor. Op basis van het door eiseres ingediende bezwaarschrift kon verweerder in redelijkheid concluderen dat op voorhand duidelijk was dat zij nog altijd niet aan de voorwaarden voldeed van de gevraagde mvv. Verweerder heeft het bezwaar daarom kennelijk ongegrond mogen verklaren. Van een schending van de hoorplicht is dan ook geen sprake.
Conclusie
8. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten geen mvv aan eiseres te verlenen omdat zij niet heeft voldaan aan het inburgeringsvereiste. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. De beslissing is uitgesproken op 25 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.