In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar echtgenoot in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet geslaagd was voor het inburgeringsexamen, wat een vereiste is voor de mvv. Eiseres voerde aan dat zij ontheven moest worden van dit vereiste vanwege haar analfabetisme en de inspanningen die zij had geleverd om zich voor te bereiden op het examen. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij zich voldoende had ingespannen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die haar vrijstelden van het inburgeringsvereiste. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten om de mvv niet te verlenen. Daarnaast werd het beroep ongegrond verklaard omdat er geen schending van de hoorplicht was, aangezien de bezwaren van eiseres op voorhand niet konden leiden tot een ander besluit. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.