Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. G.J. Dijkman, had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 15 januari 2021 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J.M.M. van Gils, was opgelegd. De rechtbank diende te beoordelen of de bewaring onrechtmatig was en of de eiser recht had op schadevergoeding.
De rechtbank overwoog dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het moment van opheffing op 24 februari 2021. Eiser stelde dat de bewaring onrechtmatig was omdat de overdracht naar Zwitserland op 10 februari 2021 niet had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris voldoende voortvarend had gehandeld en dat de annulering van de overdracht niet automatisch leidde tot onrechtmatigheid van de bewaring. Eiser had ook aangevoerd dat de belangenafweging niet tijdig was gemaakt, maar de rechtbank vond geen aanleiding om te concluderen dat de Staatssecretaris eerder had moeten handelen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die een eerdere opheffing van de maatregel hadden gerechtvaardigd. De uitspraak werd gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, in aanwezigheid van griffier H. Achrak, en werd op 9 maart 2021 bekendgemaakt.