ECLI:NL:RBDHA:2021:15530
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Duitsland en verbod op refoulement
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 maart 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een staatloze Bidoen uit Koeweit, had een asielaanvraag ingediend die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling werd genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland op basis van de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, aangezien eiser daar eerder een asielaanvraag had ingediend. De Duitse autoriteiten hadden ingestemd met deze verantwoordelijkheid, wat werd aangeduid als een claimakkoord.
Eiser was het niet eens met de beslissing van verweerder en voerde aan dat de Duitse asielprocedure tekortkomingen vertoonde. Hij stelde dat hij in Nederland een asielvergunning zou moeten krijgen vanwege zijn staatloosheid en de verschillen in toelatingsmogelijkheden tussen Nederland en Duitsland. Eiser had echter niet voldoende bewijs geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om aan te tonen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing was in zijn geval, wat hij niet had gedaan.
De rechtbank concludeerde dat verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoefde te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk was. De rechtbank oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat Duitsland het verbod op refoulement zou schenden en dat eiser niet had aangetoond dat hij in Duitsland niet de kans zou krijgen om zijn zaak aan te vechten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.