ECLI:NL:RBDHA:2021:15516

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 december 2021
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 7928
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake subsidieaanvraag door Haaglanden Beweegt B.V.

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 december 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van Haaglanden Beweegt B.V. (verzoekster) tegen de afwijzing van haar subsidieaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (verweerder). De aanvraag om subsidie, ingediend op basis van de Subsidieregeling combinatiefunctionarissen sport Den Haag 2021, werd afgewezen omdat de aanvragen van verzoekster en een andere partij gelijkwaardig waren en de loting leidde tot toekenning van de subsidie aan de andere partij. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij het aangevraagde subsidiegeld nodig heeft voor de aanstelling van personeel voor 2022.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 30 december 2021, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder was niet aanwezig. De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster onvoldoende spoedeisend belang had bij haar verzoek, aangezien haar financiële belang niet als spoedeisend werd beschouwd. Bovendien was er geen sprake van een evident onrechtmatig besluit van verweerder, omdat deze op detailniveau had gemotiveerd waarom verzoekster geen punten waren toegekend voor het relevante criterium in de Subsidieregeling.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat verzoekster de beslissing op het bezwaarschrift kan afwachten. De proceskosten werden niet vergoed door verweerder. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7928
uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 december 2021 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

Haaglanden Beweegt B.V., te Delft, verzoekster

(gemachtigde: mr. R.J. Donkersloot),
tegen

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. mr. I.J.M. Rietbergen-Houbiers.

Procesverloop

Bij besluit van 19 november 2021 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om subsidie afgewezen.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 december 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Namens verzoekster waren aanwezig [A] en [B] , bijgestaan door mr. R.J. Donkersloot. Verweerder heeft laten weten niet bij de zitting aanwezig te zijn.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2. Verzoekster heeft in het kader van de Subsidieregeling combinatiefunctionarissen sport Den Haag 2021 een aanvraag om subsidie ingediend. Het betreft een aanvraag in categorie B waarbij verzoekster een bedrag aanvraagt van € 1.439.761,00. Een andere partij heeft ook een aanvraag ingediend voor subsidie in deze categorie. Het subsidieplafond voor de aanvragen in deze categorie bedraagt € 1.440.000,00. Omdat honorering van beide aanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond zijn de aanvragen beoordeeld aan de hand van de criteria, vastgelegd in artikel 1:10 van de Subsidieregeling. Deze beoordeling heeft geleid tot een gelijk aantal punten waarop, in overeenstemming met artikel 1:10, vierde lid, van de Subsidieregeling is overgegaan tot een loting. Door middel van de loting staat de andere partij op plaats 1 en verzoekster op plaats 2. Op grond van deze loting is aan andere partij een subsidie verstrekt van € 1.440.000,00. Omdat daarmee het subsidieplafond is bereikt, is de aanvraag van verzoekster afgewezen.
Wat vinden partijen?
3. Een voorlopige voorziening is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van de bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening speelt de spoedeisendheid daarom een belangrijke rol. Verzoekers moeten goede redenen hebben die maken dat de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht.
4. Ter onderbouwing van het spoedeisend belang heeft verzoekster aangevoerd dat zij het door haar aangevraagde (maar niet gekregen) subsidiegeld zo spoedig mogelijk nodig heeft om de voorbereiding en uitvoering van de door haar beoogde activiteiten voor het jaar 2022 te kunnen financieren. Het gaat daarbij om het aanstellen en begeleiden van 23,7 fte aan combinatiefunctionarissen. Verzoekster stelt dat zij de uitkomst van de bezwaarschriftenprocedure niet kan afwachten. Verder heeft zij aangevoerd dat zij op dit moment 4 fte aan combinatiefunctionarissen in dienst heeft. Deze functionarissen heeft zij in dienst genomen naar aanleiding van twee eerdere opdrachten van de gemeente Den Haag. Omdat verzoekster op dit moment geen zekerheid heeft over de aangevraagde subsidie dreigen de combinatiefunctionarissen hun baan kwijt te raken met als secundair gevolg dat hun kennis en ervaring voor de organisatie verloren gaat.
5. Verder voert verzoekster - kort samengevat – aan dat verweerder niet tot loting had mogen overgaan omdat haar aanvraag op het criterium bedoeld in artikel 1:10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Subsidieregeling met drie of met twee punten had moeten worden gewaardeerd. De aanvraag van verzoekster had dan meer punten gehad dan de aanvraag van andere partij, zodat loting achterwege had moeten blijven en de subsidie aan verzoekster had moeten worden verleend.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. Verzoekster vraagt om de voorlopige voorziening opdat zij zou kunnen starten met het werven van personeel. Uit het feit dat zij tot op heden geen personeel heeft geworven of andere verplichtingen is aangegaan, kan al worden afgeleid dat haar financieel belang niet spoedeisend is. Daarbij levert een toewijzing van de gevraagde voorziening niets op; verzoekster had geen subsidie en dat blijft zo. Omdat verzoekster een financieel belang heeft en niet is gesteld of gebleken dat zij in acute financiële nood komt door de afwijzing van de aanvraag en er voor haar ook niets valt te winnen met het verzoek moet worden geconcludeerd dat zij geen spoedeisend belang heeft.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
Is er sprake van spoedeisend belang?
7. Een voorlopige voorziening is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van de bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening speelt de spoedeisendheid daarom een belangrijke rol. Verzoekers moeten goede redenen hebben die maken dat de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht.
8. De voorzieningenrechter ziet in de argumenten die verzoekster heeft aangevoerd onvoldoende grond om in dit geval een spoedeisend belang aan te nemen. De belangen die verzoekster naar voren heeft gebracht zijn overwegend financieel van aard. Het is vaste rechtspraak dat een financieel belang in de regel geen aanleiding geeft tot het treffen van een voorlopige voorziening. [1] Dat in het geval van verzoekster sprake is van een acute financiële noodsituatie op grond waarvan een uitzondering op deze hoofdregel zou moeten worden gemaakt, is uit wat verzoekster heeft aangevoerd niet af te leiden. Van een onomkeerbare situatie is geen sprake.
9. De voorzieningenrechter ziet ook geen grond om verweerder zoals gevraagd op te dragen om uiterlijk, zoals ter zitting is aangevoerd uiterlijk 14 februari 2022 een besluit te nemen op het bezwaarschrift om de enkele reden dat het aan verweerder is, om onder meer op organisatorische gronden hieromtrent te beslissen en verweerder de beslistermijn heeft verlengd.
Is het besluit evident onrechtmatig?
10. Omdat er geen sprake is van spoedeisend belang bij het verzoek, kan de door verzoekster gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het besluit van verweerder evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bezwaarprocedure in stand zal blijven.
11. De kern van het geschil ziet op de vraag of verweerder terecht geen punten heeft toegekend voor het criterium bedoeld in artikel 1:10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Subsidieregeling. Volgens verzoekster heeft verweerder de Subsidieregeling onjuist toegepast waardoor zij 3 punten te weinig heeft gekregen voor ‘criterium e’. Verder vindt verzoekster dat toepassing van de alles-of-niets regel uit de Subsidieregeling in strijd is met het specialiteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Die regel zou onverbindend moeten worden verklaard.
12. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is van een evident onrechtmatig besluit geen sprake. Verweerder heeft immers in het bestreden besluit op detailniveau inzichtelijk gemotiveerd waarom verzoekster bij ‘criterium e’ geen punten zijn toegekend.
Conclusie
13. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat niet gebleken is dat sprake is van een dermate spoedeisend belang dat verzoekster de beslissing op het bezwaarschrift niet zou kunnen afwachten. Verweerder hoeft de proceskosten niet te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 december 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 21 januari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:91)