In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, Haaglanden Beweegt B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarbij aan een derde-partij een subsidie van maximaal € 1.440.000,00 is verleend voor de aanstelling en begeleiding van combinatiefunctionarissen sport voor het jaar 2022. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij zich niet als belanghebbende kan laten aanmerken bij de subsidieverlening aan de derde-partij.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 30 december 2021, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. R.J. Donkersloot. De verweerder was niet aanwezig, maar de derde-partij was vertegenwoordigd door mr. L. van Schie-Kooman. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de beoordeling van de aanvragen voor subsidie aan de hand van de criteria in de Subsidieregeling combinatiefunctionarissen sport Den Haag 2021 heeft geleid tot een loting, waarbij de derde-partij de subsidie heeft ontvangen en verzoekster is afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat verzoekster niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat haar belang niet rechtstreeks bij het besluit is betrokken. Dit betekent dat het bezwaar van verzoekster naar alle waarschijnlijkheid niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.