ECLI:NL:RBDHA:2021:15497

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5358
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing lokale publieke media-instelling en afwijzing aanvraag Omroep Zuidplas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Omroep Zuidplas (eiseres) en het Commissariaat voor de Media (verweerder), waarbij Stichting Gouda Media als derde-partij betrokken was. Eiseres had een aanvraag ingediend om opnieuw als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Zuidplas aangewezen te worden, nadat zij eerder van 1 januari 2015 tot 1 januari 2020 deze status had. Verweerder had echter Gouda Media aangewezen als lokale publieke media-instelling, op basis van het advies van de gemeenteraad van Zuidplas. Eiseres was van mening dat de aanvraag van Gouda Media ten onrechte in behandeling was genomen, omdat deze niet tijdig was ingediend en niet vergezeld ging van een integriteitsverklaring.

De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen voldeden aan de wettelijke eisen voor aanwijzing als publieke media-instelling. De gemeenteraad had Gouda Media aanbevolen vanwege de representativiteit van het programmabeleid, de onafhankelijkheid van het redactiestatuut, de positieve financiële situatie en de kans op het waarmaken van de plannen. De rechtbank oordeelde dat de termijn waarbinnen Gouda Media haar aanvraag had ingediend niet fatale gevolgen had, en dat de integriteitsverklaring niet verplicht was voor de aanwijzing.

De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres ongegrond was, omdat verweerder de aanvraag van Gouda Media terecht had behandeld en de afwijzing van de aanvraag van eiseres gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5358

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 oktober 2021 in de zaak tussen

Omroep Zuidplas, te Nieuwerkerk aan den IJssel, eiseres,

en

Commissariaat voor de Media, verweerder

(gemachtigde: mr. I.M. van der Heijden).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting Gouda Media, te Gouda.

Procesverloop

Bij besluit van 14 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de derde-partij aangewezen als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Zuidplas en de aanvraag van eiseres hiervoor afgewezen.
Bij besluit van 17 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De derde-partij heeft een zienswijze ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via skype-verbinding plaatsgevonden op 29 september 2021. Aan de zijde van eiseres zijn verschenen [A] en mr. [B] , bestuurders van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [C] . De derde-partij is, met kennisgeving, niet verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres was voorheen door verweerder aangewezen als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Zuidplas. De laatste periode was 1 januari 2015 tot 1 januari 2020. Eiser heeft een aanvraag ingediend om vanaf 1 januari 2020 wederom als lokale publieke media-instelling aangewezen te worden. Ook Gouda Media heeft hiervoor een aanvraag ingediend. Beide partijen voldoen aan de wettelijke eisen voor aanwijzing als publieke media-instelling.
2. De gemeenteraad van Zuidplas heeft verweerder geadviseerd Gouda Media aan te wijzen, vanwege:
- representativiteit van het programmabeleid bepalend orgaan;
- een beter gewaarborgde onafhankelijkheid van het redactiestatuut;
- een positieve financiële situatie;
- grotere kans op het waarmaken van de plannen.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Verweerder heeft het advies van de gemeenteraad gevolgd en Gouda Media aangewezen als lokale publieke media-instelling. Daarmee is de aanvraag van eiseres afgewezen
4. Eiseres is het daar niet mee eens.
Zij vindt dat verweerder de aanvraag van Gouda Media ten onrechte in behandeling heeft genomen, omdat die niet binnen een half jaar voor de afloop van de voorgaande aanwijzingsperiode is ingediend.
Daarbij is de aanvraag van Gouda Media niet voorzien van een integriteitsverklaring waarin bestuurders verklaren onbezoldigd te besturen zonder belangenverstrengeling. Dit is ook niet onderzocht.
Verder is de financiële positie niet juist beoordeeld. De bestuurder van Gouda Media heeft verklaard dat haar vermogenspositie beter zou zijn dan die van eiseres, maar ook dit is niet voldoende onderzocht.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Het betoog van eiseres dat verweerder de aanvraag van Gouda Media ten onrechte in behandeling heeft genomen omdat deze te laat zou zijn ingediend, slaagt niet. Artikel 7 van de Mediaregeling 2008 bepaalt alleen dat een aanvrager die al als lokale publieke media-instelling is aangewezen de aanvraag uiterlijk zes maanden voor het einde van de huidige aanwijzingsperiode in moet dienen. Dit voorschrift is dus niet op de aanvraag van Gouda Media van toepassing. Dat op de website van verweerder ongeclausuleerd vermeld is dat aanvragen binnen zes maanden voor het einde van de huidige aanwijzingsperiode moeten zijn ingediend, maakt dit niet anders. Daarnaast zijn aan de overschrijding van de termijn van artikel 7 van de Mediaregeling geen consequenties verbonden. Van een fatale termijn is dus geen sprake. Verweerder heeft de aanvraag van Gouda Media aldus in behandeling kunnen nemen.
6. Ook het betoog van eiseres dat Gouda Media geen integriteitsverklaring bij haar aanvraag heeft gevoegd, slaagt niet. Bij het verlenen van een aanwijzing als lokale publieke media-instelling dient verweerder te beoordelen of de instellingen die een aanvraag hebben gedaan, voldoen aan de eisen van artikel 2.61 van de Mediawet 2008 en, als meer dan één instelling daaraan voldoet, of het voorkeursadvies van de gemeenteraad kan worden gevolgd. De stukken die een aanvrager bij de aanvraag moet voegen staan opgesomd in artikel 5 van de Mediaregeling 2008. Een integriteitsverklaring, zoals eiseres die voor ogen heeft, maakt hier geen deel van uit. Tevens is voor de aanwijzing als lokale publieke media-instelling niet vereist dat verweerder of de gemeenteraad onderzoekt of een aanvrager ook aan overige wettelijke bepalingen voldoet. Indien na de aanwijzing als lokale publieke media-instelling blijkt dat de bepalingen van de Mediawet 2008 worden overtreden, waaronder artikel 2.142 van die wet, dan is het aan verweerder om daar handhavend tegen op te treden.
7. Het betoog van eiseres met betrekking tot de wijze waarop de gemeenteraad de financiële positie van eiseres en Gouda Media heeft beoordeeld, kan haar evenmin baten. Zoals verweerder uiteen heeft gezet is het voorkeursadvies van de gemeenteraad op dit punt uitsluitend gebaseerd op de overweging dat bij Gouda Media sprake is van een positieve financiële situatie. Dat Gouda Media nadien een subsidie toegekend zou hebben gekregen, betekent op zichzelf niet dat deze conclusie van de gemeenteraad onjuist is geweest. Hetgeen eiseres ter zitting heeft aangevoerd met betrekking tot haar statutenwijziging, de mogelijke vorming van een streekomroep en de beloften van de bestuurder van Gouda Media kan, wat daar ook van zij, niet tot een ander oordeel leiden, omdat niet is gebleken dat de gemeenteraad haar voorkeursadvies daar op heeft gebaseerd.
8. Tot slot vermeldt de rechtbank nog dat ter zitting is besproken dat eiseres en haar rechtsvoorganger 30 jaar onafgebroken aangewezen zijn geweest als lokale publieke media-instelling. Bij het primaire besluit is deze positie met onmiddellijke ingang beëindigd. Hierdoor hebben eiseres en haar vrijwilligers, die zich vele jaren belangeloos hebben ingezet, hun omroepactiviteiten per direct moeten staken. Verweerder heeft desgevraagd aangegeven te zullen nagaan of het in de toekomst mogelijk is een zekere overgangs- of nazorgperiode te bieden.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage: wettelijk kader

Mediawet 2008
Artikel 2.61
1. Voor de verzorging van de publieke mediadiensten op regionaal en lokaal niveau kan het Commissariaat regionale respectievelijk lokale instellingen als publieke media-instellingen aanwijzen volgens de bepalingen van deze paragraaf.
2 Voor aanwijzing komen slechts in aanmerking instellingen die:
a. rechtspersoon naar Nederlands recht met volledige rechtsbevoegdheid zijn;
b. zich volgens de statuten uitsluitend of hoofdzakelijk ten doel stellen het op regionaal respectievelijk lokaal niveau uitvoeren van de publieke mediaopdracht door het verzorgen van media-aanbod dat gericht is op de bevrediging van maatschappelijke behoeften die in een provincie, een gemeente of een deel van de provincie waarop de instelling zich richt leven, en het verrichten van alle activiteiten die nodig zijn om daarmee een publieke taak te vervullen; en
c. volgens de statuten een orgaan hebben dat het beleid voor het media-aanbod bepaalt en dat representatief is voor de belangrijkste in de desbetreffende provincie of gemeente voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen.
3 Aanwijzing geschiedt nadat provinciale staten hebben dan wel de gemeenteraad heeft geadviseerd over de vraag of de instelling aan de eisen, bedoeld in het tweede lid, voldoet.
2.63
1. Als meer dan één lokale instelling in een gemeente aan de eisen, bedoeld in artikel 2.61, tweede lid, voldoet, bevordert het college van burgemeester en wethouders voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is het samengaan van die instellingen.
2 Er kan per gemeente slechts één lokale publieke media-instelling worden aangewezen, waarbij het Commissariaat acht slaat op alle factoren die voor het functioneren van de instelling van belang kunnen zijn.
2.65
1. Een aanwijzing geschiedt op aanvraag, geldt voor de duur van vijf jaar, die begint met ingang van de concessie, bedoeld in artikel 2.60k, dan wel met ingang van het zesde jaar van die concessie, en daarna van rechtswege vervalt.
2 Zonodig wijst het Commissariaat de dagen waarop en de uren waarin programma-aanbod van regionale en lokale mediadiensten wordt uitgezonden op de voor de regionale dan wel lokale publieke mediadiensten beschikbare ruimte op een omroepzender.
2.142
1. De NPO, de RPO en de publieke media-instellingen zorgen er voor dat leden van hun organen, werknemers en andere personen of rechtspersonen waarmee een overeenkomst is gesloten met het oog op de uitvoering van de publieke mediaopdracht, voor zichzelf of voor anderen geen op geld waardeerbaar voordeel van derden bedingen of aanvaarden dat direct of indirect verband houdt met werkzaamheden van de betrokkene voor de instelling, tenzij het daartoe bevoegde orgaan van de instelling daarvoor toestemming heeft gegeven.
2 Toestemming wordt alleen gegeven als de betrokkene aannemelijk maakt dat het voordeel niet is bedoeld als tegenprestatie voor het door hem in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor de instelling bevoordelen van derden.
3 Een persoon of rechtspersoon die een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid heeft gesloten, wordt ten opzichte van degenen die in zijn dienst werken niet aangemerkt als een derde.
4 De landelijke publieke media-instelling die samenwerkingsomroep is, draagt ervoor zorg dat de omroepverenigingen die hij vertegenwoordigt, overeenkomstig het eerste tot en met derde lid handelen.
Mediaregeling 2008
Artikel 5. Indiening aanvraag aanwijzing
De aanvraag voor een aanwijzing, bedoeld in artikel 2.65 van de wet, gaat vergezeld van:
a. een exemplaar van de notarieel vastgelegde statuten;
b. een overzicht van de belangrijkste in de gemeente respectievelijk provincie voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen van waaruit leden worden benoemd in het in artikel 2.61, tweede lid, onderdeel c, van de wet bedoelde orgaan;
c. een overzicht van de leden van het orgaan, bedoeld in artikel 2.61, tweede lid, onderdeel c, van de wet; en
d. een aanduiding van het gebied waarbinnen het media-aanbod zal worden verspreid.
Artikel 7. Indiening aanvraag aansluitende periode
Als een aangewezen regionale of lokale publieke media-instelling voor een aansluitende periode van vijf jaar aangewezen wil worden, dient zij uiterlijk zes maanden voor het einde van de lopende aanwijzingsperiode de aanvraag voor een nieuwe aanwijzing in.