ECLI:NL:RBDHA:2021:15494
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis op basis van onvoldoende bewijs van identiteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres, een Eritrese vrouw, voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel 'nareis'. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend die was afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had eerder, op 29 november 2019, geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen bewijsnood was aangenomen met betrekking tot het ontbreken van een identiteitsdocument. Na deze uitspraak heeft de staatssecretaris opnieuw op het bezwaar beslist, maar dit werd wederom ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 10 november 2021 heeft eiseres zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres verblijf wenst bij haar echtgenoot, die in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de overgelegde documenten, waaronder een kerkelijke huwelijksakte, beoordeeld en geconcludeerd dat deze documenten niet authentiek zijn. Eiseres heeft geen ander bewijs kunnen overleggen om haar identiteit aan te tonen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan door een schriftelijke hoorzitting aan te bieden, ondanks dat eiseres niet beschikbaar was voor nader onderzoek. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat de identiteit van eiseres niet is aangetoond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.