Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [v-nummer] (gemachtigde: mr. A. Dogan),
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met de Tadzjiekse nationaliteit. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. Dogan, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 22 januari 2021 was genomen. Dit besluit hield in dat de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft op 1 maart 2021 een zitting gehouden waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder, mr. A.M.H. van de Wal, en een tolk, de heer H. Hazim.
De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, omdat er een risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat hij als asielzoeker Nederland was binnengekomen en dat hij vreesde voor zijn leven bij terugkeer naar Tadzjikistan, niet gegrond bevonden. De rechtbank oordeelde dat de zware gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen, voldoende waren om de maatregel te rechtvaardigen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 maart 2021 en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.