ECLI:NL:RBDHA:2021:15488
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep en afwijzing voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Angolese eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een meldplicht opgelegd gekregen door de verweerder, waartegen hij beroep had ingesteld. Daarnaast verzocht hij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 2 maart 2021 was de eiser niet aanwezig, maar de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. D. Berben.
De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij zijn voormalige gemachtigde heeft gevraagd om alle openstaande procedures in te trekken. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de eiser kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep en verzoek.
De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.