ECLI:NL:RBDHA:2021:15488

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
20/6150 en 20/6151
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep en afwijzing voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Angolese eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een meldplicht opgelegd gekregen door de verweerder, waartegen hij beroep had ingesteld. Daarnaast verzocht hij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 2 maart 2021 was de eiser niet aanwezig, maar de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. D. Berben.

De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij zijn voormalige gemachtigde heeft gevraagd om alle openstaande procedures in te trekken. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de eiser kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep en verzoek.

De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/6150 en AWB 20/6151
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 2 maart 2021 in de zaak tussen

[eiser], geboren op [1994], van Angolese nationaliteit, eiser/ verzoeker,

V-nummer: [V-nummer]
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Berben).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2020 heeft verweerder aan eiser/verzoeker (hierna te noemen: eiser) een meldplicht opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2021. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna te noemen: de rechtbank) geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Gebleken is dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij aan zijn voormalige gemachtigde heeft gevraagd om alle openstaande procedures in te trekken. Ook de medewerkster van Vluchtelingenwerk Nederland, die enige tijd als contactpersoon voor eiser is opgetreden, heeft aan de rechtbank laten weten dat zij geen contact meer met eiser heeft. De rechtbank is van oordeel dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van het beroep en het verzoek. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep en verzoek.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is uitgesproken op 2 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het beroep betreft, binnen vier weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.