ECLI:NL:RBDHA:2021:15487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
20/7754 en 20/7755
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag document verblijf als gemeenschapsonderdaan en verzoek voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in een procedure tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder en een Oekraïense eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.M. Walther. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, welke aanvraag door de Staatssecretaris was afgewezen. De rechtbank heeft de aanvraag afgewezen op basis van het feit dat eiseres niet kon aantonen dat zij materieel afhankelijk was van haar dochter, die in Nederland woont en genaturaliseerd is tot Nederlander. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een reële afhankelijkheid en dat de steun van de dochter niet noodzakelijk was voor eiseres om in haar basisbehoeften te voorzien. Eiseres had aangevoerd dat zij financieel ondersteund werd door haar dochter, maar de rechtbank vond dat de overgelegde bewijsstukken onvoldoende waren om deze afhankelijkheid aan te tonen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen noodzaak was voor een hoorzitting, aangezien de eiseres geen nieuwe stukken had ingediend die relevant waren voor de zaak. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan door mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Ettikhoven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/7754 en AWB 20/7755
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 2 maart 2021 in de zaak tussen
[eiseres], geboren op [1947], van Oekraïense nationaliteit, eiseres/verzoekster
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Walther),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Berben).

Procesverloop

Bij besluit van 17 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres/verzoekster (hierna te noemen: eiseres) tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt afgewezen.
Bij besluit van 24 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna te noemen: de rechtbank) geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiseres is geboren op [1947] en woont in de Oekraïne. De meerderjarige dochter (referente) van eiseres woont in Nederland en is genaturaliseerd tot Nederlander.
3. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om vrijstelling van de verplichting tot het betalen van griffierecht. De rechtbank wijst dit verzoek toe. Eiseres hoeft daarom geen griffierecht te betalen.
4. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw. Volgens verweerder komt eiseres niet in aanmerking voor een afgeleid verblijfsrecht op grond van artikel 21, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie omdat zij niet ten laste komt van een Unieburger en daarmee niet wordt voldaan aan artikel 8.7, tweede lid, sub d, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
5. Eiseres voert in beroep aan dat zij heeft aangetoond dat zij ten laste komt van referente. Eiseres geniet in de Oekraïne een inkomen dat net boven de armoedegrens ligt en onder het minimumloon. Eiseres verblijft regelmatig in Nederland en wordt door referente in financiële en morele zin ondersteund. Referente reserveert maandelijks een bedrag voor eiseres. Verder zijn er bewijzen overgelegd waaruit blijkt dat eiseres gezondheidsklachten heeft en dat zij in toenemende mate zorgbehoevend is. Tot slot stelt eiseres dat verweerder ten onrechte niet heeft voldaan aan de hoorplicht.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen beslissen dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij materieel wordt ondersteund door referente. Er moet sprake zijn van een reële afhankelijkheid van referente en de steun moet noodzakelijk zijn voor eiseres om in de Oekraïne in haar basisbehoeften te kunnen voorzien. Eiseres heeft niet aangetoond dat er sprake is van reële afhankelijkheid van referente. Uit de overgelegde bankafschriften is gebleken dat er door referente maandelijks € 150,- wordt overgemaakt naar een spaarrekening, maar niet is aangetoond dat dit geld bij eiseres terecht komt. Tevens is niet onderbouwd dat eiseres twee keer per jaar drie maanden bij referente in Nederland verblijft en door haar wordt onderhouden.
7. Voor zover er al van zou moeten worden uitgegaan dat sprake is van een reële afhankelijkheid, heeft eiseres niet aangetoond dat de steun van referente noodzakelijk is om in haar basisbehoeften te voorzien. Volgens eiseres houdt zij in de Oekraïne, na aftrek van de vaste lasten, een bedrag van € 20,- per maand over. Mede gelet op hetgeen verweerder naar voren heeft gebracht over de levenstandaard in de Oekraïne, is niet gebleken dat eiseres daarmee niet in haar basisbehoeften kan voorzien. Eiseres heeft bijvoorbeeld geen bewijsstukken overgelegd van de kosten van de medicatie.
8. De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder gelet op de inhoud van het bezwaarschrift terecht geen noodzaak heeft gezien om eiseres te horen. Een hoorzitting is niet bedoeld om nog stukken naar voren te brengen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is uitgesproken op 2 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het beroep betreft, binnen vier weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.