ECLI:NL:RBDHA:2021:15487
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag document verblijf als gemeenschapsonderdaan en verzoek voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in een procedure tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder en een Oekraïense eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.M. Walther. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, welke aanvraag door de Staatssecretaris was afgewezen. De rechtbank heeft de aanvraag afgewezen op basis van het feit dat eiseres niet kon aantonen dat zij materieel afhankelijk was van haar dochter, die in Nederland woont en genaturaliseerd is tot Nederlander. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een reële afhankelijkheid en dat de steun van de dochter niet noodzakelijk was voor eiseres om in haar basisbehoeften te voorzien. Eiseres had aangevoerd dat zij financieel ondersteund werd door haar dochter, maar de rechtbank vond dat de overgelegde bewijsstukken onvoldoende waren om deze afhankelijkheid aan te tonen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen noodzaak was voor een hoorzitting, aangezien de eiseres geen nieuwe stukken had ingediend die relevant waren voor de zaak. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan door mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Ettikhoven.