ECLI:NL:RBDHA:2021:15458
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning wegens verbreking gezinsband en de toepassing van Besluit 1/80
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Turkse nationaliteit houder, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een verblijfsvergunning regulier voor verblijf bij zijn referente, mevrouw [A], die op 26 augustus 2018 meldde dat de gezinsband met eiser was verbroken. De Staatssecretaris heeft de verblijfsvergunning van eiser met terugwerkende kracht ingetrokken per 15 augustus 2018, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden waaronder de verblijfsvergunning was verleend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de intrekking van de verblijfsvergunning terecht was. De rechtbank overwoog dat eiser niet kon aantonen dat hij gedurende een jaar bij dezelfde werkgever had gewerkt, wat een vereiste is volgens artikel 6 van Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije. Eiser voerde aan dat hij wel degelijk aan deze voorwaarde voldeed, maar de rechtbank oordeelde dat de gegevens uit Suwinet bevestigden dat hij niet aan deze eis voldeed. Bovendien werd het beroep op het gelijkheidsbeginsel door de rechtbank verworpen, omdat de omstandigheden in de door eiser aangehaalde zaak wezenlijk verschilden van zijn eigen situatie. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.