In deze zaak heeft de kantonrechter te Den Haag op 26 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen werknemer en Stichting Ondersteuning Tweede Kamerfractie DENK. Werknemer, die sinds 1 september 2017 in dienst was bij DENK, verzocht de kantonrechter om de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst, die op 21 juli 2021 had plaatsgevonden, te vernietigen. De werkgever had werknemer op staande voet ontslagen, onder andere vanwege vermeende schending van het nevenwerkzaamhedenbeding en een verstoorde arbeidsverhouding. De werknemer stelde dat het ontslag onterecht was gegeven, vooral omdat hij zich op dat moment ziek had gemeld en er onvoldoende dringende redenen waren voor het ontslag.
De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtmatig was, omdat het niet onverwijld was gegeven. De rechter concludeerde dat DENK op 29 juni 2021 al op de hoogte was van de nevenwerkzaamheden van werknemer, en dat er geen nieuwe informatie was die het ontslag rechtvaardigde. Daarom werd het ontslag vernietigd en werd DENK veroordeeld tot doorbetaling van het salaris van werknemer, inclusief vakantietoeslag en wettelijke verhoging, vanaf 1 juli 2021 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt.
Daarnaast werd het tegenverzoek van DENK om de arbeidsovereenkomst te ontbinden afgewezen, omdat het ontslagverbod tijdens ziekte van toepassing was. De kantonrechter oordeelde dat de verstoorde arbeidsverhouding niet los kon worden gezien van de arbeidsongeschiktheid van werknemer, en dat er geen reden was om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. DENK werd ook veroordeeld in de proceskosten van werknemer.