Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de inbewaringstelling van eiser, die op 14 februari 2021 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S.B. Kleerekooper, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 22 februari 2021 aangevangen, waarbij eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De zitting werd geschorst om verweerder de gelegenheid te geven nadere informatie te verstrekken over de verblijfplaats van eiser.
Eiser betoogde dat de inbewaringstelling onrechtmatig was, omdat deze gebaseerd was op willekeur. Hij stelde dat de Staatssecretaris op de hoogte was van zijn verblijf in een asielzoekerscentrum (AZC) en hem pas in vreemdelingenbewaring stelde na zijn aanhouding voor winkeldiefstal. De rechtbank oordeelde dat er een strafrechtelijke aanleiding was voor de aanhouding van eiser, die op dezelfde dag in het AZC werd geplaatst. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van willekeur in de inbewaringstelling, aangezien de maatregel was gebaseerd op concrete gronden en de beroepsgrond van eiser niet slaagde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet zijn betwist door eiser en dat het beroep ongegrond is verklaard. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 26 februari 2021, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.