In deze zaak gaat het om een deelgeschil naar aanleiding van een verkeersongeval dat plaatsvond op 29 oktober 2020 tussen een scooterbestuurder, aangeduid als [verzoeker], en een 12-jarige fietser, aangeduid als [minderjarige]. De fietser was op weg naar de orthodontist en wilde rechtsaf het voetpad oprijden, terwijl de scooterbestuurder haar rechts inhaalde. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van het ongeval onderzocht, waarbij de snelheid van de scooter en de positie van de fietser op het fietspad van belang waren. De scooterbestuurder stelde dat de fietser aansprakelijk was omdat zij zonder richting aan te geven rechtsaf sloeg, terwijl de fietser betwistte dat zij verwijtbaar had gehandeld. De kantonrechter concludeerde dat de fietser geen schuld had aan het ongeval, omdat zij niet duidelijk had aangegeven dat zij van plan was om rechtsaf te slaan. De kantonrechter oordeelde dat de scooterbestuurder, die met een hogere snelheid reed, onvoldoende voorzichtigheid had betracht en dat de fietser als zwakkere verkeersdeelnemer extra bescherming behoeft. Het verzoek van de scooterbestuurder om ASR aansprakelijk te stellen voor de schade werd afgewezen. De kosten van de procedure werden begroot op € 3.497,20, maar de verzochte veroordeling tot betaling van deze kosten werd afgewezen, omdat de aansprakelijkheid van de fietser niet was komen vast te staan.