ECLI:NL:RBDHA:2021:15418
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag na beslissing op beroep
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Nigeriaanse verzoekster die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 18 december 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 14 januari 2021, waar verzoekster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. L.M. Straver, en de verweerder door mr. R.A.P.M. van der Zanden.
De voorzieningenrechter overwoog dat, gezien de uitspraak in een aanverwante zaak (NL20.21729) op dezelfde dag, er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening. De rechtbank had in die uitspraak al op het beroep beslist, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat daarvoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier mr. R.G. Kamphof, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.