ECLI:NL:RBDHA:2021:15396

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
NL21.1450
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van sociaaleconomische motieven en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Marokkaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser had aangevoerd dat hij om sociaaleconomische redenen naar Nederland was gekomen, maar de rechtbank oordeelde dat deze redenen niet onder de vluchtelingschapcriteria vallen. De rechtbank overwoog dat Marokko als veilig land van herkomst wordt beschouwd en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer in Marokko in een situatie van ernstige sociale en materiële deprivatie zou komen. De rechtbank concludeerde dat eiser niet in aanmerking kwam voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet en dat de aanvraag terecht was afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. J.A. Schuman, in aanwezigheid van mr. A.E. van Gestel als griffier. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen een week na bekendmaking hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.1450
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. M.E.M. Jacquemard), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 25 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.1451, plaatsgevonden op 17 februari 2021. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en hij is geboren op [1991] .
2. Eiser heeft het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eisers vader is overleden, waarna hij en zijn gezin geen geld meer hadden. Eiser is daarom gestopt met school en hij is gaan werken. Omdat eiser niet wilde dat zijn moeder ging werken, heeft hij besloten om te emigreren voor een beter leven. Eiser is verder naar Nederland gekomen voor een medische behandeling aan zijn oog.
3. Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Verweerder heeft over eisers asielrelaas overwogen dat eisers verklaringen sociaaleconomische problemen betreffen, welke geen raakvlak hebben met vluchtelingschap, dan wel met ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM1. Verweerder heeft daarom eisers problemen niet getoetst aan geloofwaardigheid.
1. Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4. Verweerder beschouwt Marokko als veilig land van herkomst. Dit betekent dat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat in Marokko geen vervolging dreigt of andere risico’s als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw2. Op basis van eisers verklaringen kan niet worden opgemaakt waarom Marokko voor eiser niet veilig zou zijn. Het is niet gebleken dat eiser niet in staat zou zijn om op de gebruikelijke wijze deel te nemen aan de samenleving. Hij had daar toegang tot medische zorg, hij kon werken en hij heeft scholing gevolgd. Voor zijn economische malaise heeft hij geen hulp bij de autoriteiten gezocht.
5. Eiser heeft aangevoerd dat Marokko in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Hij vreest bij terugkeer naar Marokko in een situatie van ernstige sociale en materiële deprivatie terecht te komen. Bij een gedwongen terugkeer naar Marokko loopt eiser het reële gevaar in een situatie te komen die in strijd is met artikel van het 3 EVRM.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eisers asielrelaas een sociaaleconomisch motief behelst en geen raakvlakken heeft met het vluchtelingschap als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko voor hem niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Eiser heeft zijn stelling dat hij bij terugkeer in een situatie van ernstige sociale en materiële deprivatie terecht zal komen niet onderbouwd. Het is verder niet gesteld of gebleken dat eiser voor zijn problematiek niet terecht kan bij de Marokkaanse autoriteiten. Verweerder heeft zich verder op het standpunt kunnen stellen dat van eiser verwacht mag worden dat hij zichzelf kan redden in zijn land van herkomst en dat hij zich wendt tot de autoriteiten als hij hulp nodig heeft. Gelet op het voorgaande heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij in Marokko een gegronde vrees heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM.
7. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
8. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 Vreemdelingenwet 2000

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. van Gestel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
24 februari 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [Document code]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.