In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 december 2021 een beschikking gegeven inzake de wijziging van een zorgmachtiging voor een vrouw, geboren in 1972, die momenteel verblijft in een zorginstelling. De officier van justitie had verzocht om wijziging van de zorgmachtiging, die eerder op 30 september 2021 was afgegeven, omdat er zorgen waren over het binnenbrengen van stimulerende middelen door de partner van betrokkene tijdens bezoekmomenten. De psychiater heeft verklaard dat deze middelen de behandeling van betrokkene negatief beïnvloeden en dat er een verhoogd risico op psychose bestaat. De advocaat van betrokkene voerde verweer aan, stellende dat de wijziging onzorgvuldig tot stand was gekomen en dat betrokkene niet adequaat was gehoord over het voornemen tot wijziging.
De rechtbank heeft de argumenten van de advocaat beoordeeld en geconcludeerd dat de aanvraag tot wijziging van de zorgmachtiging op zorgvuldige wijze was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de zorgen over het gebruik van stimulerende middelen door betrokkene tijdens bezoekmomenten gerechtvaardigd waren en dat de voorgestelde wijziging van de zorgmachtiging, die het recht op bezoek zou beperken, noodzakelijk was voor de behandeling van betrokkene. De rechtbank heeft de wijziging van de zorgmachtiging toegewezen, waarbij de verplichte zorgvorm ‘beperken van het recht op het ontvangen van bezoek’ werd toegevoegd aan de bestaande zorgmachtiging.
De beschikking is gegeven door rechter E.M.M. Engbers, bijgestaan door griffier K.M.M. Bertrand, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.