ECLI:NL:RBDHA:2021:15307
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Denemarken
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat volgens de Dublinverordening Denemarken verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, en de Deense autoriteiten hadden ingestemd met deze verantwoordelijkheid.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en voerde aan dat de omstandigheden in Denemarken niet voldoen aan de internationale normen voor opvang van asielzoekers. Hij stelde dat de voorzieningen in Denemarken onvoldoende zijn en dat zijn asielverzoek niet deugdelijk is beoordeeld. De rechtbank overwoog dat het aan eiser was om aannemelijk te maken dat de situatie in Denemarken zodanig was dat de overdracht van zijn asielaanvraag naar Denemarken een onevenredige hardheid zou opleveren.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet in zijn bewijsvoering was geslaagd. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende gemotiveerd had gereageerd op de bezwaren van eiser en dat de omstandigheden van eiser niet zo bijzonder waren dat verweerder een uitzondering had moeten maken op de Dublinverordening. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.