ECLI:NL:RBDHA:2021:15277

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
C/09/605054 / HA ZA 21-11
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de maximale marge in een overeenkomst van opdracht tussen detacheringbedrijf en IT-professional

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen Lunago Beheer B.V. en Itaq B.V. over de interpretatie van een overeenkomst van opdracht. Lunago, vertegenwoordigd door mr. C. Hofmans, vordert betaling van € 25.000,-- van Itaq, vertegenwoordigd door mr. J.L. Oudshoorn, op basis van een vermeende schending van afspraken over een maximale marge op het uurtarief. De rechtbank heeft de procedure gevolgd vanaf een tussenvonnis van de kantonrechter in december 2020, met verschillende correspondentie en mondelinge behandelingen in de tussenliggende periode.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Lunago, een vennootschap die IT-diensten aanbiedt, heeft een overeenkomst gesloten met Itaq voor de detachering van een IT-professional, [X]. In de aanloop naar deze overeenkomst heeft [X] aangegeven een maximale marge van € 10,-- per uur te accepteren. Na de ondertekening van de overeenkomst ontstond er onduidelijkheid over het uurtarief dat Itaq aan de eindklant, RVO, factureerde, wat leidde tot een geschil over de hoogte van de marge die Itaq hanteerde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen expliciete afspraak is gemaakt over een maximale marge in de schriftelijke overeenkomst of de Werkopdrachten. De rechtbank concludeert dat Lunago niet heeft aangetoond dat er een bindende afspraak over de marge bestond, en wijst de vorderingen van Lunago af. Lunago wordt veroordeeld in de proceskosten van Itaq, die zijn begroot op € 4.239,--. Dit vonnis is uitgesproken op 29 december 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/605054 / HA ZA 21-11
Vonnis van 29 december 2021
in de zaak van
LUNAGO BEHEER B.V.te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. C. Hofmans te Amsterdam,
tegen
ITAQ B.V.te Rijswijk (Zuid-Holland),
gedaagde,
advocaat mr. J.L. Oudshoorn te Rijswijk (Zuid-Holland).
Partijen worden hierna Lunago en Itaq genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 22 december 2020 – waarbij de zaak naar Team Handel van deze rechtbank is verwezen – en de daarin genoemde stukken;
  • het tussenvonnis van 21 april 2021;
  • de rolbeslissing van 12 mei 2021, waarin een fysieke mondelinge behandeling is bevolen;
  • de e-mail van de rechtbank van 11 november 2021 met zittingsagenda en vragen aan partijen;
  • de e-mail van Lunago van 16 november 2021 met bijlage;
  • de brief van Itaq van 16 november 2021 met producties;
  • het proces-verbaal van de op 18 november 2021 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Zij zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen van feitelijke aard op de verslaglegging kenbaar te maken. Partijen hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
1.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De heer [X] (hierna: ‘ [X] ’) is directeur/groot aandeelhouder van Lunago, via welke vennootschap hij zijn diensten als (interim) IT-professional aanbiedt.
2.2.
Itaq houdt zich bezig met het detacheren van professionals in de IT-branche, onder meer bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat/de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: ‘RVO’).
2.3.
Op 10 november 2017 heeft de heer [Y] (hierna: ‘ [Y] ’), recruiter bij Itaq, [X] per e-mail benaderd voor de functie van “
Security Officer”bij een “
eindklant”van Itaq (in dit geval RVO). Daarop heeft [X] bij e-mail van 14 november 2017, voor zover hier van belang, geantwoord:

[…] Ik ben beschikbaar voor 18 uur en/of 36 uur. Mijn uurtarief indicatie is tussen de 75,- en 85,- euro inclusief reis- en verblijfskosten, excl. btw. Ik accepteer als freelancer een maximale tussenmarge (fee) van tussen de 5,- a 10,- euro per uur. […].
2.4.
Vervolgens is er contact geweest tussen [X] en [Y] , waarna [X] op gesprek is gegaan bij RVO. Dit gesprek verliep positief. Partijen hebben vervolgens op/omstreeks 30 november 2017 een overeenkomst van opdracht ondertekend voor de detachering van [X] bij RVO (hierna: ‘de schriftelijke overeenkomst van opdracht’). Artikel 13 van deze overeenkomst luidt:
“13.1 Wijzigingen van en aanvullingen op deze overeenkomst zijn slechts geldig voor zover deze schriftelijk tussen partijen zijn overeengekomen.”
2.5.
Partijen hebben daarnaast – zoals overeengekomen in de schriftelijke overeenkomst van opdracht – voor iedere overeengekomen periode van daadwerkelijke inzet van [X] bij RVO een zogenaamde ‘Werkopdracht’ ondertekend. In deze Werkopdrachten werd onder meer het door Itaq aan Lunago verschuldigde uurtarief vastgelegd; in aanvang was dit een uurtarief van € 70,56 exclusief btw (op basis van €72,-- min 2% voor betaling binnen 15 dagen).
2.6.
Bij e-mail van 13 februari 2019 heeft [X] Itaq bericht dat hij erachter is gekomen dat Itaq een uurtarief van € 92,-- exclusief btw factureert aan RVO. Dit terwijl hij eerder door [Z] (een medewerker van Itaq) zou zijn geïnformeerd dat Itaq een uurtarief van € 82,-- exclusief btw aan RVO factureert, en dat de marge van Itaq maximaal € 10,-- zou bedragen. In zijn e-mail vraagt [X] om een reactie van Itaq op zijn bevindingen ten aanzien van zowel het verleden als de toekomst, gelet op het voornemen van RVO om zijn inzet te verlengen.
2.7.
In een e-mail van 3 maart 2019 schreef [X] aan Itaq, voor zover hier relevant:
“[…] In overleg met mijn adviseur heb ik besloten om ITAQ een factuur te sturen voor de misgelopen inkomsten, vanaf het moment dat onze inhuurovereenkomst tot stand is gekomen (December 2017) tot en met Februari 2019, Maart 2019 volgt nog. De bewijsstukken van de mis gelopen inkomsten van 10,00 euro per uur exclusief BTW, bevestiging e-mails aan en van [Y] ITAQ in het kader van onze overeenkomst van opdracht, heeft ITAQ reeds.
Ik stel voor dat je mijn tarief verhoogt van 72,00 euro per uur exclusief BTW (all inn)naar 82,00 euro per uur exclusief BTW bij de reeds toegezegde verlenging van 6 maanden door RVO (vanaf 1 april 2019) […].”
2.8.
Naar aanleiding van het door Lunago ingenomen standpunt over de door Itaq gehanteerde uurtarieven (zie 2.6. en 2.7.), hebben partijen in februari/maart 2019 gesprekken gevoerd, zowel telefonisch als op kantoor bij Itaq. Tijdens één van deze gesprekken heeft Itaq aangeboden om het tarief van Lunago met € 3,-- per uur te verhogen.
2.9.
Nadien zijn partijen een verlenging van de overeenkomst van opdracht overeengekomen, met verhoging van het tarief van Lunago van een tarief op basis van € 72,-- per uur exclusief btw (min 2%, zie 2.5), naar een tarief van € 75,-- per uur exclusief btw. De bijbehorende Werkopdracht werd door partijen op 11 maart 2019 ondertekend. In deze Werkopdracht staat onder de handtekening van [X] namens Lunago de (handgeschreven) opmerking:
“o.v.: mail 3/3 2019 [e-mailadres].nl 22:05”.
2.10.
Vervolgens heeft Lunago, al dan niet via haar belangenbehartiger van DAS, verschillende malen aanspraak gemaakt op een (na)betaling/winstafdracht door Itaq aan Lunago op basis van € 10,-- per door [X] gewerkt uur. Verschillende brieven en e-mails in dit verband leidden niet tot het door Lunago gewenste resultaat, waarna Lunago Itaq op 18 februari 2020 heeft gedagvaard.

3.Het geschil

3.1.
Lunago vordert – samengevat – veroordeling van Itaq tot betaling van € 25.000,--, vermeerderd met wettelijke rente en (proces)kosten.
3.2.
Aan deze vorderingen legt Lunago – kort gezegd – ten grondslag dat Itaq is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht, door schending van afspraken over een maximale marge. Hierdoor heeft Lunago schade geleden, waarvoor Itaq aansprakelijk is. Volgens Lugano kan haar schade op de voet van artikel 6:104 van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden begroot op de (extra) winst van Itaq als gevolg van haar tekortschieten, te weten € 10,-- voor ieder uur dat [X] bij RVO heeft gewerkt. Ter zitting heeft Lunago afstand gedaan van haar beroep op dwaling.
3.3.
Itaq concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Zij weerspreekt dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming. Ook betwist zij het bestaan en de omvang van de schade. Verder is Itaq van mening dat als er al sprake was van een vordering, Lunago deze heeft prijsgegeven met wat partijen op 11 maart 2019 zijn overeengekomen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In de kern gaat deze zaak over de vraag of partijen zijn overeengekomen dat Itaq maximaal een marge van € 10,-- per uur mocht hanteren.
4.2.
Lunago stelt zich – samengevat – op het standpunt dat partijen een maximale marge van € 10,-- per uur zijn overeengekomen. Hiertoe voert zij aan dat zij Itaq er bij e-mail van 14 november 2017, dus voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst van opdracht, expliciet op heeft gewezen dat zij een marge van maximaal € 10,-- per uur accepteert. Zij stelt dat [Y] haar heeft toegezegd dat Itaq niet meer dan € 10,-- marge zou maken. Door Itaq is voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst bovendien nooit een mededeling gedaan, waaruit Lunago redelijkerwijs kon begrijpen dat Itaq níet akkoord was met een maximale marge van € 10,-- per uur, aldus Lunago.
4.3.
Itaq erkent dat zij aan RVO € 92,-- per uur heeft gefactureerd en dat haar marge (dus) groter was dan € 10,--. Itaq betwist echter dat zij met Itaq een maximale marge (van € 10,-- per uur) is overeengekomen.
4.4.
Partijen verschillen van mening over de vraag uit welke afspraken de overeenkomst van opdracht precies bestaat. Dit betekent dat de rechtbank moet vaststellen wat partijen zijn overeengekomen. Volgens vaste jurisprudentie moet de rechtbank daarbij letten op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan elkaars gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij in het licht van alle omstandigheden van het geval redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen zij behoren, en welke rechtskennis van hen mocht worden verwacht.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat partijen geen maximale marge zijn overeengekomen, en wel om de volgende redenen.
4.5.1.
Weliswaar heeft Lunago op 14 november 2016 in haar eerste reactie op de vraag of zij beschikbaar was, vermeld dat zij een maximale marge van € 10,-- accepteerde, maar daarna hebben partijen nog verder onderhandeld. Die onderhandelingen hebben er onder meer toe geleid dat Lunago een lager uurtarief heeft geaccepteerd dan zij in haar eerste reactie als minimum had genoemd. Hieruit blijkt dat Lunago niet aan alle eisen uit haar eerste reactie van 14 november 2017 heeft vastgehouden.
4.5.2.
In de schriftelijke overeenkomst van opdracht staat niets over een maximale marge, en in de door partijen ondertekende Werkopdrachten evenmin.
4.5.3.
Als de maximale marge voor Lunago essentieel was, zou men verwachten dat zij Itaq er na toezending van de schriftelijke overeenkomst van opdracht of de eerste Werkopdracht op had gewezen dat de afspraak over de maximale marge ten onrechte niet was vermeld. Dit geldt temeer omdat partijen er getuige artikel 13.1 van de schriftelijke overeenkomst van opdracht naar streefden dat al hun afspraken op schrift zouden staan.
4.5.4.
Ter zitting heeft Lunago op vragen van de rechtbank geantwoord dat zij ervan uitging dat Itaq begreep dat zij ook na ondertekening van de schriftelijke overeenkomst van opdracht nog vasthield aan de in haar e-mail van 14 november 2017 vermelde eis van een maximale marge. Uit welke mededeling of gedraging van Lunago Itaq dit na de verdere onderhandelingen had moeten opmaken, kon zij niet aangeven.
4.5.5.
Bij dit alles weegt de rechtbank mee dat beide partijen ondernemers zijn, die gewend zijn om over opdrachten en tarieven te onderhandelen en te contracteren.
4.6.
Lunago heeft bij repliek geciteerd uit verschillende door haar opgestelde gespreksverslagen uit 2019, maar heeft niet aangegeven wat die citaten betekenen voor de uitleg van de in 2017 tussen partijen gemaakte afspraken. Bovendien heeft Itaq de inhoud van de verslagen gemotiveerd betwist. De rechtbank gaat daarom aan de citaten voorbij.
4.7.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de vorderingen van Lunago zal afwijzen.
Proceskosten
4.8.
Lunago zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Itaq worden begroot op € 4.239,-- (€ 2.076,-- aan griffierecht en € 2.163,00 (3,0 punten × tarief € 721,00) aan salaris advocaat).
4.9.
De nakosten zijn slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. Daarom worden de nakosten toegewezen als hierna in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Lunago in de proceskosten, aan de zijde van Itaq tot op heden begroot op € 4.239,00, en op € 163,00 aan te maken nakosten, te vermeerderen met € 85,00 in geval van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft veroordeling onder 5.2. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2021. [1]

Voetnoten

1.type: 2968