ECLI:NL:RBDHA:2021:15250

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
C/09/620975 / JE RK 21-2745
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 16 december 2021 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is aanhangig gemaakt door Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, die als gecertificeerde instelling optreedt. De moeder van de kinderen, die recentelijk uit een kliniek is ontslagen, heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, in verband met de verslavingsproblematiek van de moeder en de spanningen tussen de ouders, nog steeds aanwezig zijn. De moeder heeft echter positieve stappen gezet in haar herstel, maar er is nog onvoldoende zicht op de hechtingsrelatie tussen haar en de kinderen.

De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] bij de vader zonder gezag verlengd met drie maanden, terwijl de behandeling van de verzoeken met betrekking tot [minderjarige 2] is aangehouden. De kinderrechter benadrukt het belang van een goede samenwerking tussen de moeder en de jeugdbeschermer, en dat er een plan moet worden gemaakt voor de terugplaatsing van de kinderen. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de moeder open moet staan voor hulpverlening, waaronder het NIKA-traject, om de hechtingsrelatie te verbeteren. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/620975 / JE RK 21-2745 en C/09/620977 / JE RK 21-2746
Datum uitspraak: 16 december 2021

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing; aanhouding
in de zaak naar aanleiding van de op 18 november 2021 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, verder: de gecertificeerde instelling,

betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2016 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2020 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
ten aanzien van beide verzoekschriften:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1]
advocaat: mr. M. Ahmadi, te Rotterdam,
ten aanzien van het verzoekschrift van [minderjarige 1] :

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2]

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 1 december 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank is de machtiging [minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader zonder gezag verlengd van 2 december 2021 tot 17 december 2021 en is de behandeling van het verzoek aangehouden voor het overige.
Tevens is bij beschikking d.d. 1 december 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank de machtiging [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg verlengd van 2 december 2021 tot 17 december 2021 en is de behandeling van het verzoek aangehouden voor het overige.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • voornoemde beschikking d.d. 1 december 2021;
  • het verweerschrift met producties van de advocaat van de moeder d.d. 10 december 2021;
  • de brief van de gecertificeerde instelling d.d. 15 december 2021.
Op 16 december 2021 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • [vertegenwoordigers van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader van [minderjarige 1] .

Verzoeken en verweer

De verzoeken strekken tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] bij de vader zonder gezag en tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg, waarbij de machtigingen voor de periode van drie maanden worden verleend en de behandeling van de verzoeken voor het overige worden aangehouden. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting ligt het volgende aan de verzoeken ten grondslag.
Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling haar excuses aangeboden aan de moeder. De voormalige jeugdbeschermers zijn niet duidelijk geweest in de communicatie over de koers. Dit heeft geleid tot onzekerheid over de uithuisplaatsing van de kinderen. Ook is er een fout gemaakt doordat er bij Solutions twee behandelplannen van twee verschillende cliënten zijn verwisseld waardoor de verkeerde diagnose in het verzoekschrift is opgenomen. Inmiddels is er een nieuwe jeugdbeschermer betrokken. De gecertificeerde instelling blijft van mening dat de stijgende lijn van de moeder nog steeds te kwetsbaar is om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] per direct terug te plaatsen en heeft dit als volgt toegelicht. Het is nog lastig om tot een goede samenwerking met de moeder te komen. De moeder houdt zich niet altijd aan de afspraken en verstuurt veel mails waardoor er ruis ontstaat. De kinderen hebben lange tijd in een onrustige periode bij de moeder gezeten en er zijn zorgen over het effect hiervan op de kinderen. De moeder heeft positieve stappen gezet door haar opname bij Solutions voor haar verslavingsproblematiek, maar er is nog onvoldoende zicht op de hechtingsrelatie tussen de moeder en de kinderen. De gecertificeerde instelling wil NIKA inzetten om hier meer zicht op te krijgen, maar de moeder heeft NIKA vanuit de organisatie van de gecertificeerde instelling geweigerd. Op dit moment is er geen opvoedondersteuning aanwezig bij de moeder en is er onvoldoende zicht op de interactie tussen de moeder en de kinderen. [coach] die coaching en opvoedondersteuning aan de ouders verleende, is failliet verklaard en er moet worden gekeken welke hulpverlening ingezet kan worden. Daarnaast zijn er nog steeds spanningen tussen de moeder en de vader van [minderjarige 1] waardoor de overdrachten niet onbegeleid kunnen plaatsvinden. Er moet eerst een plan worden gemaakt en hulpverlening voor de moeder worden ingezet voordat de kinderen (stapsgewijs) weer bij de moeder geplaatst kunnen worden. Het is van belang dat de werkrelatie de komende periode verbetert, dit moet van beide kanten komen.
De moeder heeft, mede bij monde van haar advocaat, verweer gevoerd. De moeder heeft verklaard dat zij sinds oktober uit de kliniek is. Door middel van therapie heeft de moeder handvatten aangereikt gekregen voor haar verslaving en heeft ze haar leven omgegooid. Op dit moment volgt de moeder aftercare en heeft ze middels urinecontroles aangetoond clean te zijn. In de dossiers wordt echter vastgehouden aan verouderde informatie. De moeder is in staat om aan te sluiten bij de opvoedbehoeften van de kinderen. Ze is sociaal pedagogisch werker en heeft jarenlang in de kinderopvang gewerkt. Er wordt gesproken over hechtingsproblemen bij [minderjarige 2] , maar dat kan komen doordat de moeder de kinderen maar één keer in de week 1,5 uur op het kantoor van de gecertificeerde instelling ziet. De moeder woont in een klein dorpje en heeft een sociaal netwerk om zich heen. Ze heeft aangegeven dat ze wel openstaat voor het NIKA traject, maar dat het, om een goed beeld over de hechting te krijgen, van belang is dat dit in de thuissituatie moet worden bekeken en niet op het kantoor. De moeder begrijpt dat [minderjarige 1] stapsgewijs terug moet worden geplaatst, maar benadrukt dat het daarvoor het wel van belang is dat de omgang wordt uitgebreid. De advocaat van de moeder heeft naar voren gebracht dat de moeder voldoet aan de gestelde doelen. De moeder heeft haar leven op orde, is clean en werkt goed mee. De communicatie tussen de jeugdbeschermer en de moeder verloopt nog moeizaam waardoor het proces vastloopt. De kinderen zijn al drie maanden uit huis geplaatst maar er zijn nauwelijks stappen gezet door de gecertificeerde instelling en er is geen duidelijk plan. De kinderen missen de moeder en [minderjarige 2] heeft hierdoor lichamelijke klachten. Een uithuisplaatsing is van tijdelijke aard en de kinderen dienen te worden teruggeplaatst voordat de aanvaardbare termijn is overschreden. [coach] is failliet, maar middels de PGB kan de betrokken medewerker van [coach] toch betrokken blijven bij de moeder. De moeder verzoekt daarom primair om de verzoeken af te wijzen en de kinderen bij de moeder te plaatsen en subsidiair om in ieder geval [minderjarige 2] weer bij de moeder te plaatsen en de omgang met [minderjarige 1] uit te breiden.
De vader van [minderjarige 1] heeft aangegeven dat het goed gaat met [minderjarige 1] bij de vader, maar de vader merkt dat [minderjarige 1] steeds vaker naar de moeder vraagt en haar mist. De vader zou graag willen dat de bezoeken met de moeder zo snel mogelijk worden uitgebreid, bijvoorbeeld door [minderjarige 1] in de weekenden naar de moeder te laten gaan. De overdrachten verlopen meestal goed. Soms gaat de communicatie tussen de ouders nog stroef, maar ze zorgen ervoor dat [minderjarige 1] hier niet de dupe van wordt.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] nog aanwezig zijn. Voort is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor uithuisplaatsing van [minderjarige 2] niet, althans onvoldoende aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat er ernstige zorgen waren over de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in verband met de verslavingsproblematiek van de moeder en de spanningen tussen de moeder en de vader van [minderjarige 1] , waardoor de kinderen uit huis zijn geplaatst. De afgelopen periode heeft de moeder middels een opname bij Solutions hard aan zichzelf gewerkt. De opname is succesvol geweest en de moeder volgt een traject om clean te blijven en geeft aan ook open te staan voor (verdere) hulpverlening. Vanuit de gecertificeerde instelling zijn er zorgen dat een terugplaatsing van de kinderen op dit moment nog te vroeg is omdat er nog onvoldoende zicht is op de hechtingsrelatie tussen de kinderen en de moeder. Ten aanzien van [minderjarige 1] overweegt de kinderrechter als volgt. [minderjarige 1] heeft zich goed ontwikkeld bij de vader en er zijn positieve signalen omtrent de hechtingsrelatie tussen [minderjarige 1] en de vader. De komende periode moet worden gekeken hoe de terugplaatsing bij de moeder stapsgewijs kan worden gerealiseerd om dit zo soepel mogelijk voor [minderjarige 1] te laten verlopen. Hierbij is het van belang dat de ouders blijven werken aan het verbeteren van de communicatie zodat [minderjarige 1] niet met mogelijke spanningen tussen de ouders wordt belast. De kinderrechter zal het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] bij de vader daarom zoals verzocht verlengen met drie maanden en aanhouden voor het overige.
Ten aanzien van [minderjarige 2] overweegt de kinderrechter als volgt. [minderjarige 2] is een jongetje van 18 maanden dat sinds de uithuisplaatsing in juni 2021 in drie verschillende pleeggezinnen heeft verbleven. Hij laat signalen van hechtingsproblematiek zien, maar het is onduidelijk of deze signalen verband houden met de periode bij de moeder of met de plaatsing in korte tijd in verschillende pleeggezinnen. De uithuisplaatsing is destijds door de Raad nadrukkelijk voor drie maanden verzocht en de Raad heeft geen aanleiding gezien om dit verzoek op de zitting van 2 september 2021 te wijzigen in zes maanden, zoals toentertijd bepleit werd door de gecertificeerde instelling. De moeder heeft de afgelopen periode succesvol aan de gestelde doelen gewerkt, zoals blijkt uit het overgelegde verslag van Solutions, de verslavingszorginstantie alsmede uit het verslag van [coach] een organisatie die coaching en opvoedondersteuning heeft geboden aan de ouders. Mede gelet op de hechtingsrelatie is het van belang dat [minderjarige 2] weer wordt teruggeplaatst bij de moeder. Daarbij merkt de kinderrechter op dat er in het verleden veel strubbelingen zijn geweest tussen de moeder en de vorige jeugdbeschermers. Inmiddels is er een nieuwe jeugdbeschermer en is het van belang dat de moeder en de jeugdbeschermer een manier gaan vinden om, in het belang van de kinderen, een nieuwe start te maken en de samenwerkingsrelatie te verbeteren. Daarbij moet de moeder haar uiterste best doen om open te staan voor en mee te werken aan de hulpverlening die de jeugdbeschermer noodzakelijk acht, ook als het zou gaan om het NIKA traject zoals dat door de gecertificeerde instelling wordt aangeboden. Om een vinger aan de pols te houden hoe de komende periode verloopt zal de kinderrechter het verzoek ten aanzien van [minderjarige 2] aanhouden voor drie maanden. Voor de nader te bepalen zitting dient de gecertificeerde instelling verslag te doen hoe het de komende periode is gegaan en wat het standpunt van de gecertificeerde instelling is ten aanzien van het aangehouden deel van de verzoeken.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland verleende machtiging [minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader zonder gezag van 17 december 2021 tot 2 maart 2022;
houdt de behandeling van de verzoeken voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting,
bij voorkeur bij E.C.M. Bouman, gelegen vóór 2 maart 2022;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de gecertificeerde instelling
uiterlijk één weekvoorafgaand aan de nader te bepalen zitting een update inzake [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de rechtbank en de overige belanghebbenden te sturen;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
  • Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
  • de moeder,
  • de advocaat van de moeder, mr. M. Ahmadi;
  • de vader van [minderjarige 1] .
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2021 door mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 januari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.