ECLI:NL:RBDHA:2021:15179
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van vrijheidsontnemende maatregel in asielprocedure en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan eiser, een Turkse nationaliteit, in het kader van zijn asielaanvraag. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 22 augustus 2021, waarbij hem een vrijheidsontnemende maatregel was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De maatregel werd op 4 september 2021 opgeheven, maar eiser verzocht om schadevergoeding, stellende dat de maatregel onrechtmatig was. De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2021 behandeld, waarbij partijen telefonisch zijn gehoord.
De rechtbank overwoog dat de beoordeling zich beperkte tot de vraag of de tenuitvoerlegging van de maatregel onrechtmatig was geweest. Eiser voerde aan dat na het aanmeldgehoor op 25 augustus 2021 al duidelijk was dat zijn asielaanvraag niet meer in de grensprocedure kon worden behandeld. De rechtbank verwierp deze stelling, wijzend op de wijzigingen in de asielprocedure per 25 juni 2021, die de aanmeldprocedure betroffen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de aanvraag van eiser niet meer in aanmerking kwam voor afdoening in de grensprocedure, en dat verweerder voldoende tijd nodig had om contra-indicaties te onderzoeken.
Daarnaast voerde eiser aan dat de maatregel onevenredig bezwarend was vanwege discriminatie en pesterijen in het detentiecentrum. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat hij hierover beklag had gedaan, waardoor deze stelling niet kon leiden tot de conclusie dat de maatregel onrechtmatig was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.