ECLI:NL:RBDHA:2021:15179

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
12 januari 2022
Zaaknummer
NL 21.14025
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van vrijheidsontnemende maatregel in asielprocedure en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan eiser, een Turkse nationaliteit, in het kader van zijn asielaanvraag. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 22 augustus 2021, waarbij hem een vrijheidsontnemende maatregel was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De maatregel werd op 4 september 2021 opgeheven, maar eiser verzocht om schadevergoeding, stellende dat de maatregel onrechtmatig was. De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2021 behandeld, waarbij partijen telefonisch zijn gehoord.

De rechtbank overwoog dat de beoordeling zich beperkte tot de vraag of de tenuitvoerlegging van de maatregel onrechtmatig was geweest. Eiser voerde aan dat na het aanmeldgehoor op 25 augustus 2021 al duidelijk was dat zijn asielaanvraag niet meer in de grensprocedure kon worden behandeld. De rechtbank verwierp deze stelling, wijzend op de wijzigingen in de asielprocedure per 25 juni 2021, die de aanmeldprocedure betroffen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de aanvraag van eiser niet meer in aanmerking kwam voor afdoening in de grensprocedure, en dat verweerder voldoende tijd nodig had om contra-indicaties te onderzoeken.

Daarnaast voerde eiser aan dat de maatregel onevenredig bezwarend was vanwege discriminatie en pesterijen in het detentiecentrum. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat hij hierover beklag had gedaan, waardoor deze stelling niet kon leiden tot de conclusie dat de maatregel onrechtmatig was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14025
[V-Nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] 1985, van Turkse nationaliteit, eiser
(gemachtigde: mr. D.G. Metselaar),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Dalhuisen).

Procesverloop

Bij besluit van 22 augustus 2021 (het bestreden besluit) is aan eiser met toepassing van
artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende
maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden
aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft de vrijheidsontnemende maatregel op 4 september 2021 opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2021 op zitting behandeld. Partijen zijn
telefonisch gehoord. Zij hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Omdat de maatregel is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de
vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag
worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel op enig moment voorafgaande
aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest.
2.1.
Eiser voert aan dat de maatregel ten onrechte heeft voortgeduurd na het
aanmeldgehoor in de asielprocedure, dat plaatsvond op 25 augustus 2021. Eiser wijst in dat
verband op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 23 juli 2021
(NL21.11134). Daaruit volgt volgens eiser dat verweerder erkent dat in sommige gevallen
mogelijk al na het aanmeldgehoor een beslissing kan worden genomen op het asielverzoek
dan wel over de vraag of de aanvraag zich nog leent voor behandeling in de grensprocedure,
omdat in dat gehoor al wordt gevraagd naar de asielmotieven. In het geval van eiser was na
het aanmeldgehoor duidelijk dat de aanvraag zich niet meer leende voor afdoening in de
grensprocedure. De bestreden maatregel is daarom onrechtmatig vanaf
1 september 2021, de datum waarop beroep is ingesteld, aldus eiser.
2.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Met
ingang van 25 juni 2021 [1] is de algemene asielprocedure gewijzigd. Daarbij zijn wijzigingen doorgevoerd in de aanmeldprocedure en het aanmeldgehoor en is het eerste gehoor komen te vervallen. Ten aanzien van het nader gehoor zijn geen wijzigingen doorgevoerd.
2.3.
Eén van de wijzigingen, opgenomen in het vierde lid van artikel 3.108d,
Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), is dat in het aanmeldgehoor kort wordt gevraagd naar de
asielmotieven van een vreemdeling. Het doel daarvan is blijkens dit artikellid en de
toelichting daarbij om het asielproces efficiënter in te richten en de kwaliteit van de
besluitvorming te bevorderen. In het vijfde lid van artikel 3.108d, Vb is bepaald dat bij de
beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag de door de vreemdeling tijdens de
aanmeldfase afgelegde verklaringen omtrent zijn asielmotieven niet zullen worden
betrokken, uitzonderingen daargelaten voor daden als bedoeld in 1(F) van het
Vluchtelingenverdrag of andere zware strafbare feiten. Het voorgaande is op grond van het
zevende lid van 3.108d Vb ook van toepassing op de grensprocedure.
2.4.
In het geval van eiser is niet gebleken dat al na het aanmeldgehoor duidelijk was
dat zijn asielaanvraag zou worden ingewilligd dan wel dat de behandeling daarvan zich niet meer leende voor de grensprocedure. Verweerder heeft in de grensprocedure enige tijd en ruimte nodig om te kunnen beoordelen of geen sprake is van contra- of 1F-indicaties.
Verweerder betoogt in dit verband terecht dat het aanmeldgehoor geen volledig inhoudelijk
gehoor is en dat het inhoudelijke onderzoek plaats vindt tijdens het nader gehoor. Dat eiser
met een geldig visum naar Nederland is gereisd maakt dat niet anders. Dit betrof een visum
voor tijdelijk verblijf, maar eiser heeft bij aankomst op Schiphol asiel aangevraagd. Eisers
doelstelling van permanent verblijf komt dus niet meer overeen met het doel waarvoor het
visum is afgegeven en verweerder mocht dan ook nader onderzoek doen naar contra-
indicaties. Of verweerder die beoordeling voldoende voortvarend ter hand heeft genomen,
kan slechts zeer terughoudend worden getoetst in deze procedure. Alleen wanneer evident is
dat de aanvraag niet langer in aanmerking kwam voor afdoening in de grensprocedure kan
hieraan een conclusie ten aanzien van de vrijheidsontnemende maatregel worden verbonden.
Een dergelijke situatie deed zich hier niet voor. De maatregel is immers twee dagen na
afloop van het nader gehoor opgeheven.
3.1.
Eiser voert verder aan dat de maatregel onevenredig bezwarend was, omdat hij
vanwege zijn geaardheid werd gediscrimineerd en gepest in het detentiecentrum, zelfs door
bewakers.
3.2.
Deze beroepsgrond slaagt ook niet. Niet is gebleken dat eiser gedurende de detentie
hierover zijn beklag heeft gedaan bij de directeur van de inrichting dan wel de bij de
klachtencommissie, zodat eventueel onderzoek kon worden gedaan naar de gestelde
stelling van eiser, hoewel ernstig van aard, is dan onvoldoende om tot de conclusie te komen dat de maatregel om die reden op enig moment onevenredig bezwarend is geweest.
4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding
afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, in aanwezigheid van
D.P. van Middelkoop, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op 1 oktober 2021

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Besluit van 28 mei 2021 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, in verband met het