ECLI:NL:RBDHA:2021:15178

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
12 januari 2022
Zaaknummer
NL 21.14150
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vrijheidsontnemende maatregel in asielprocedure met betrekking tot Turkse nationaliteit en betrokkenheid bij de Gülen-beweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan eiseres, een Turkse nationaliteit, in het kader van haar asielaanvraag. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 31 augustus 2021 was genomen, waarbij haar een vrijheidsontnemende maatregel was opgelegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 september 2021, waarbij partijen telefonisch zijn gehoord en vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

De rechtbank overweegt dat de vrijheidsontnemende maatregel op 10 september 2021 is opgeheven, en dat de beoordeling zich beperkt tot de vraag of de tenuitvoerlegging van de maatregel onrechtmatig was voorafgaand aan de opheffing. Eiseres voerde aan dat de maatregel ten onrechte heeft voortgeduurd na het aanmeldgehoor op 3 september 2021, en dat verweerder direct na dit gehoor een beslissing had moeten nemen op haar asielverzoek. De rechtbank oordeelt echter dat er geen bewijs is dat al na het aanmeldgehoor duidelijk was dat haar aanvraag zou worden ingewilligd. Verweerder had tijd nodig om te beoordelen of er contra-indicaties waren.

De rechtbank wijst erop dat de asielprocedure op 25 juni 2021 is gewijzigd, en dat de aanmeldprocedure nu kort vraagt naar asielmotieven, zonder dat deze verklaringen in de beoordeling van de inwilligbaarheid worden betrokken. De rechtbank concludeert dat de vrijheidsontnemende maatregel niet onrechtmatig was en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 1 oktober 2021, en er kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14150
[V-Nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] 1991, van Turkse nationaliteit, eiseres
(gemachtigde: mr. P.J. Schüller),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Dalhuisen).

Procesverloop

Bij besluit van 31 augustus 2021 (het bestreden besluit) is aan eiseres met toepassing van
artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende
maatregel opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden
aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft de vrijheidsontnemende maatregel op 10 september 2021 opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2021 op zitting behandeld. Partijen zijn
telefonisch gehoord. Zij hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt een
vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig
bezwarend maken.
2. Omdat de maatregel is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de
vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de
vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel op enig moment
voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest.
3.1.
Eiseres voert aan dat de maatregel ten onrechte heeft voortgeduurd na het
aanmeldgehoor in de asielprocedure, dat plaatsvond op 3 september 2021. Eiseres wijst in
dat verband op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 23 juli 2021
(NL21.11134). Daaruit volgt volgens eiseres dat verweerder erkent dat in sommige gevallen mogelijk al na het aanmeldgehoor een beslissing kan worden genomen op het asielverzoek, omdat daarin al wordt gevraagd naar de asielmotieven. In het geval van eiseres had verweerder direct na het aanmeldgehoor die beslissing moeten nemen. Van belang daarbij is dat eiseres advocate was in Turkije, haar hele leven betrokken is geweest bij de Gulen-beweging, dat zij met een geldig visum naar Nederland is gereisd en dat zij beschikt over veel documenten die haar aanvraag ondersteunen.
3.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Met
ingang van 25 juni 2021 [1] is de algemene asielprocedure gewijzigd. Daarbij zijn wijzigingen doorgevoerd in de aanmeldprocedure, het aanmeldgehoor en is het eerste gehoor komen te vervallen. Ten aanzien van het nader gehoor zijn geen wijzigingen doorgevoerd.
3.3.
Eén van de wijzigingen, opgenomen in het vierde lid van artikel 3.108d,
van het Vb, is dat in het aanmeldgehoor kort wordt gevraagd naar de
asielmotieven van een vreemdeling. Het doel daarvan is blijkens dit artikellid en de
toelichting daarbij om het asielproces efficiënter in te richten en de kwaliteit van de
besluitvorming te bevorderen. In het vijfde lid van artikel 3.108d, van het Vb is bepaald dat
bij de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag de door de vreemdeling tijdens
de aanmeldfase afgelegde verklaringen omtrent zijn asielmotieven niet zullen worden
betrokken, uitzonderingen daargelaten voor daden als bedoeld in 1(F) van het
Vluchtelingenverdrag of andere zware strafbare feiten. Het voorgaande is op grond van het
zevende lid van 3.108d van het Vb ook van toepassing op de grensprocedure.
3.4.
In het geval van eiseres is niet gebleken dat al na het aanmeldgehoor duidelijk was
dat haar asielaanvraag zou worden ingewilligd. Verweerder heeft in de grensprocedure
enige tijd en ruimte nodig om te kunnen beoordelen of geen sprake is van contra- of
1F-indicaties. Verweerder betoogt in dit verband terecht dat het aanmeldgehoor geen
volledig inhoudelijk gehoor is en dat het inhoudelijke onderzoek plaats vindt tijdens het
nader gehoor. Dat eiseres advocate is en heeft verklaard betrokken te zijn geweest bij de
Gülen-beweging doet hier niet aan af. Ook ten aanzien van dit betoog moet verweerder
enige tijd worden gegund om onderzoek te verrichten. Dat eiseres met een geldig visum
naar Nederland is gereisd maakt dat evenmin anders. Dit betrof een visum voor tijdelijk
verblijf, maar eiseres heeft bij aankomst op Schiphol asiel aangevraagd. Haar doelstelling
van permanent verblijf komt dus niet meer overeen met het doel waarvoor het visum is
afgegeven en verweerder mocht dan ook nader onderzoek doen naar contra-indicaties. Of
verweerder die beoordeling voldoende voortvarend ter hand heeft genomen, kan slechts zeer terughoudend worden getoetst in deze procedure. Slechts wanneer evident is dat de
aanvraag niet langer in aanmerking kwam voor afdoening in de grensprocedure kan hieraan
een conclusie ten aanzien van de vrijheidsontnemende maatregel worden verbonden. Een
dergelijke situatie deed zich hier niet voor. De asielaanvraag van eiseres is binnen korte tijd
op 10 september 2021 ingewilligd en de maatregel is op dezelfde dag opgeheven.
4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding
afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, in aanwezigheid van
D.P. van Middelkoop, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op 1 oktober 2021

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Besluit van 28 mei 2021 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, in verband met het