Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[kind 2], V-nummer: [v-nummer] en
[kind 3], V-nummer: [v-nummer] Hierna gezamenlijk: verzoekers (gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2021 uitspraak gedaan in de zaken met de nummers NL21.1332 en NL21.1334. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R.P.M. Ngasirin, hebben een voorlopige voorziening gevraagd in verband met hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvragen zijn door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Janssen, niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van deze aanvragen op basis van de Dublinverordening.
Tijdens de zitting op 16 februari 2021 zijn de verzoekers verschenen, bijgestaan door mr. M.C.A. Nijenhuis-Schoutsen als waarnemer van hun gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak op dezelfde dag, in de zaken NL21.1331 en NL21.1333, al een beslissing genomen op de beroepen van de verzoekers. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig, en heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.