In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 december 2021 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot teruggeleiding van een minderjarige naar Spanje. De vader, wonende in Spanje, had verzocht om de onmiddellijke terugkeer van zijn kind, dat door de moeder naar Nederland was gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overbrenging van de minderjarige naar Nederland ongeoorloofd was, aangezien de vader geen toestemming had gegeven en het gezagsrecht gezamenlijk werd uitgeoefend. De moeder voerde aan dat er een ernstig risico bestond voor de minderjarige bij terugkeer naar Spanje, vanwege vermeend seksueel misbruik door de vader. De rechtbank oordeelde echter dat Spanje voldoende waarborgen biedt voor de rechtsgang en dat de zorgen van de moeder niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank gelastte de terugkeer van de minderjarige naar Spanje uiterlijk op 30 december 2021, met de bepaling dat de moeder de benodigde reisdocumenten diende te verstrekken aan de vader indien zij nalaat de minderjarige terug te brengen. De proceskosten werden gecompenseerd, gezien de familierechtelijke aard van de procedure.