ECLI:NL:RBDHA:2021:15137

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
20/3312
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming in planschade bij bestemmingsplan en verkeerssituatie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil over een aanvraag om tegemoetkoming in planschade. Eiser, wonende aan de [adres] in [plaats], had een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop, dat op 20 september 2019 werd afgewezen. Eiser stelde dat de realisatie van een supermarkt op een nabijgelegen locatie, die mogelijk zou voortvloeien uit het bestemmingsplan 'Ter Aar en Bovenland', zou leiden tot waardevermindering van zijn woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet voldoende had aangetoond dat de verkeers- en parkeersituatie een vestiging van een supermarkt van 28.000 m² zou uitsluiten. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen twaalf weken opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3312

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.K. Boelens),
en

het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop, verweerder

(gemachtigde: mr. H.C. de Jong).

Procesverloop

In het besluit van 20 september 2019 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om tegemoetkoming in planschade voor zijn woning op de locatie [adres] [huisnummer 1] in [plaats] afgewezen.
In het besluit van 20 maart 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primair besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft aanvullende stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser woont aan de [adres] [huisnummer 1] in [plaats] . Zijn woning ligt op ongeveer 100 meter afstand van de Intratuin, gelegen op de locatie [adres] [huisnummer 2] in [plaats] .
1.1.
Op 31 januari 2013 is het bestemmingsplan “Ter Aar en Bovenland” vastgesteld door de gemeenteraad en dat is op 9 juli 2013 onherroepelijk geworden. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk dat de locatie van de Intratuin wordt gebruikt voor alle vormen van detailhandel. Verder voorziet het bestemmingsplan in detailhandel achter de Intratuin. Volgens eiser betekent dit dat de locatie van de Intratuin kan worden gebruikt ten behoeve van een supermarkt en leidt dit tot waardedaling van zijn woning. Eiser heeft daarom een verzoek om tegemoetkoming in planschade ingediend.
De besluiten
2. Op verzoek van verweerder heeft de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) advies uitgebracht over de aanvraag. Op basis van een planvergelijking concludeert de SAOZ dat de woning van eiser is gelegen op relatief grote afstand van de “Intratuin-locatie” en dat er geen directe wederzijds visuele relatie bestaat. Het mogelijk uit de bestemmingswijziging voortvloeiende nadeel is volgens de SAOZ niet van dien aard, dat daaruit waardevermindering is voortgevloeid die het normaal maatschappelijk risico overstijgt. Verweerder heeft het advies van de SAOZ aan het primaire besluit ten grondslag gelegd.
2.1.
Verweerder heeft in de bezwaarfase een nader verkeersonderzoek laten verrichten. Onderzocht is de mogelijke toename van verkeer op de locatie van de Intratuin als deze locatie zou worden gebruikt als supermarkt. Deze functie geeft volgens verweerder de meeste verkeersbewegingen. Verweerder heeft daarbij als uitgangspunt genomen dat de huidige oppervlakte van de Intratuin van 14.000 m² wordt gebruikt ten behoeve van een supermarkt. Volgens het onderzoek zou dit leiden tot minimaal 15.176 en maximaal 20.986 motorvoertuigbewegingen op de weg richting de locatie. Een supermarkt met een oppervlakte van 14.000 m² heeft volgens het onderzoek een parkeerbehoefte van 938 parkeerplaatsen. Verweerder heeft op basis van dit onderzoek geconcludeerd dat het feitelijk niet mogelijk is om op de locatie een supermarkt van 14.000 m2 te vestigen. De toeleidende wegen van en naar de locatie hebben onvoldoende capaciteit om het aantal extra motorvoertuigbewegingen op te vangen. Daarnaast zal een supermarkt van deze omvang niet aan de vereiste parkeernorm kunnen voldoen. Dit betekent dat eiser niet in een nadeliger positie is komen te verkeren, aldus verweerder. Verweerder heeft daarom in het bestreden besluit het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.2.
In beroep heeft verweerder een nader verkeers- en geluidsonderzoek laten uitvoeren door Goudappel Coffeng. Er is onderzoek gedaan naar de mogelijke toename van verkeer en geluid bij uitbreiding van detailhandel. Uit het onderzoek van 17 oktober 2020 blijkt dat afgerond sprake is van een geluidstoename van 1 dB. Dat is een geluidstoename die voor het menselijk oor niet of nauwelijks waarneembaar is. De berekende geluidsbelasting op de voorgevel van de woning van eiser is niet uitzonderlijk voor een dergelijke omgeving langs een 30 km/h weg waarbij de woningen op relatief korte afstand van de weg gesitueerd zijn. Als gevolg van het bestemmingsplan neemt het aantal verkeersbewegingen toe met maximaal 570 motorvoertuigbewegingen. De totale verkeersdruk in de [adres] is daarmee 4.620 motorvoertuigbewegingen per werkdagetmaal. De verwachte verkeersdruk is passend en daarmee is sprake van een acceptabele verkeersdruk in de plansituatie, aldus Goudappel Coffeng.
Het beroep van eiser
3. Eiser is het niet eens met de door SAOZ op basis van de planvergelijking uitgevoerde waardering van de schadefactor hinder. Eiser voert aan dat niet is uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden van het bestemmingsplan “Ter Aar en Bovenland”. Volgens verweerder kan een supermarkt van 14.000 m2 niet gerealiseerd worden, maar de motivering dat de toeleidende wegen te weinig capaciteit hebben en dat er onvoldoende parkeermogelijkheid is, is volgens eiser onvoldoende om tot de conclusie te komen dat een dergelijke supermarkt er met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet zal komen. Parkeervoorzieningen op het terrein zijn toegestaan en er is plek vrij voor parkeervoorzieningen. Daarnaast heeft verweerder ook niet gemotiveerd wat volgens haar de maximaal planologische mogelijkheden dan wel zijn, aldus eiser.
Het oordeel van de rechtbank
4. Voor de beoordeling van een verzoek om een tegemoetkoming in planschade dient te worden onderzocht of de verzoeker door wijziging van het planologische regime in een nadeliger positie is komen te verkeren, ten gevolge waarvan hij schade lijdt of zal lijden. Hiertoe dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de planologische maatregel waarvan gesteld wordt dat deze schade heeft veroorzaakt en het voordien geldende planologische regime. Daarbij is niet de feitelijke situatie van belang, maar hetgeen op grond van deze regimes maximaal kon onderscheidenlijk kan worden gerealiseerd, ongeacht de vraag of verwezenlijking daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Slechts wanneer realisering van de maximale mogelijkheden van het planologische regime met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten, kan daarin aanleiding worden gevonden om te oordelen dat van voormeld uitgangspunt afgeweken moet worden.
4.1.
Verweerder mag een besluit op een aanvraag om tegemoetkoming in planschade baseren op een advies van een door verweerder ingeschakelde deskundige. Uit dat advies moet op objectieve en onpartijdige wijze blijken welke feiten en omstandigheden aan dat advies ten grondslag zijn gelegd en bovendien moeten de conclusies ervan niet onbegrijpelijk zijn. Dit is alleen anders wanneer concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies naar voren zijn gebracht.
4.2
De rechtbank stelt vast dat de locatie bij de [adres] [huisnummer 2] in het bestemmingsplan “Ter Aar en Bovenland” is bestemd voor onder meer detailhandel en dat is voorzien in twee bouwvlakken met een totale oppervlakte van ongeveer 28.000 m2. Op basis van artikel 7, lid 7.2.1, aanhef en onder b, van de planregels mogen de bouwvlakken volledig worden bebouwd. De rechtbank overweegt dat op grond van het bestemmingsplan “Ter Aar en Bovenland” op de locatie dus maximaal een supermarkt met een oppervlakte van 28.000 m² kan worden gerealiseerd. Tussen partijen is niet in geschil dat een dergelijke supermarkt op de locatie zal leiden tot een significante toename van motorvoertuigbewegingen langs het huis van eiser met daarbij behorende (geluids)hinder. De vraag die ter beantwoording voorligt is of met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dat deze maximale planologische mogelijkheden zullen worden gerealiseerd.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dat een supermarkt met een oppervlakte van 28.000 m2 op de locatie wordt gevestigd. Dat de huidige parkeer- en verkeerssituatie hieraan in de weg staan, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. Ten aanzien van de parkeermogelijkheden overweegt de rechtbank dat verweerder alleen heeft gekeken naar de feitelijk bestaande parkeermogelijkheden. Verweerder heeft buiten beschouwing gelaten dat er ook andere mogelijkheden zijn om in de parkeerbehoefte van een dergelijke supermarkt te voorzien, zoals het realiseren van een ondergrondse parkeergarage. Verweerder heeft ook onvoldoende gemotiveerd dat het vanwege de verkeersveiligheid met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is uitgesloten dat een dergelijke supermarkt zich op de locatie vestigt. Verweerder heeft buiten beschouwing gelaten dat er wellicht mogelijkheden zijn om de capaciteit van de [adres] te vergroten door aanpassing van de weg.
4.4.
De rechtbank overweegt verder dat verweerder ook niet heeft gemotiveerd van welke mogelijkheden van het bestemmingsplan “Ter Aar en Bovenland” hij in de planvergelijking dan wel is uitgegaan. Zelfs als verweerder zou kunnen worden gevolgd in zijn standpunt dat realisering van de maximale planologische mogelijkheden kan worden uitgesloten, dan dient verweerder alsnog inzichtelijk te maken van welke maximale invulling van de locatie hij bij de planvergelijking dan wel is uitgegaan. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit alleen op het standpunt gesteld dat een supermarkt met dezelfde oppervlakte van 14.000 m² als de Intratuin niet op het perceel kan worden gevestigd, maar verweerder heeft op geen enkele manier inzichtelijk gemaakt wat volgens hem dan wel de maximale haalbare invulling van het perceel is. Het in beroep opgestelde rapport van Goudappel en Coffeng maakt dat ook niet inzichtelijk. In dit rapport staat dat op de locatie nog ruimte is om 56 extra parkeerplaatsen te realiseren als gevolg waarvan nog hooguit 1.167 m² extra oppervlakte voor een supermarkt kan worden gerealiseerd met hooguit 991 extra motorvoertuigbewegingen per etmaal tot gevolg, maar dit rapport laat volledig buiten beschouwing dat op grond van het bestemmingsplan “Ter Aar en Bovenland” de volledige Intratuin ook kan worden gebruikt ten behoeve van een supermarkt.
4.5
De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder ten eerste onvoldoende heeft gemotiveerd dat realisering van de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan “Ter Aar en Bovenland” met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten en dat verweerder ten tweede niet inzichtelijk heeft gemaakt van welke mogelijkheden hij dan wel is uitgegaan bij de planvergelijking. Dit betekent dat verweerder ook onvoldoende heeft gemotiveerd dat het bestemmingsplan “Ter Aar en Bovenland” niet zal leiden tot een (ernstige) toename van verkeersbewegingen en geluidhinder bij de woning van eiser en verweerder ook onvoldoende heeft gemotiveerd dat geen sprake is van waardedaling van de woning van eiser als gevolg van het bestemmingsplan “Ter Aar en Bovenland”.
Conclusie
5. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens schending van de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder zal een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Gezien de noodzaak tot nader onderzoek ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om met inachtneming van deze uitspraak opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser binnen een termijn van twaalf weken;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. K.A. Linthout, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 december 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.