In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2021 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoekschrift van Stichting Jeugdbescherming Overijssel. Het verzoek betreft de afgifte van een verklaring van overlijden van een vermiste persoon, [X], en de vaststelling van de geboortegegevens van haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vermiste wordt verondersteld te zijn overleden in Syrië, maar er is geen officiële overlijdensakte of bevestiging van haar overlijden. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de vermissing en het vermeende overlijden beoordeeld, waarbij de voogdes heeft gesteld dat de vermiste is overleden aan de gevolgen van ondervoeding en HIV in een vluchtelingenkamp. De officier van justitie heeft echter betoogd dat er onvoldoende bewijs is om het overlijden met zekerheid vast te stellen, en dat het verzoek afgewezen moet worden om te voorkomen dat het Openbaar Ministerie haar niet meer kan vervolgen voor terroristische misdrijven. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er te veel onduidelijkheden zijn om te oordelen dat de vermiste met zekerheid is overleden, en heeft het verzoek tot afgifte van de verklaring van overlijden afgewezen. Wat betreft de geboortegegevens van de kinderen, heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen geboorteaktes zijn en dat de kinderen in Syrië zijn geboren. De rechtbank heeft de gegevens van de moeder, de vermiste, vastgesteld op basis van DNA-onderzoek en andere bewijsstukken. De rechtbank heeft de geboortegegevens van de kinderen vastgesteld, maar het verzoek tot uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de beschikking is afgewezen.