ECLI:NL:RBDHA:2021:15117

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
C/09/593172 / FA RK 20-3163
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot afgifte verklaring van overlijden en vaststelling geboortegegevens van kinderen geboren in Syrië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2021 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoekschrift van Stichting Jeugdbescherming Overijssel. Het verzoek betreft de afgifte van een verklaring van overlijden van een vermiste persoon, [X], en de vaststelling van de geboortegegevens van haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vermiste wordt verondersteld te zijn overleden in Syrië, maar er is geen officiële overlijdensakte of bevestiging van haar overlijden. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de vermissing en het vermeende overlijden beoordeeld, waarbij de voogdes heeft gesteld dat de vermiste is overleden aan de gevolgen van ondervoeding en HIV in een vluchtelingenkamp. De officier van justitie heeft echter betoogd dat er onvoldoende bewijs is om het overlijden met zekerheid vast te stellen, en dat het verzoek afgewezen moet worden om te voorkomen dat het Openbaar Ministerie haar niet meer kan vervolgen voor terroristische misdrijven. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er te veel onduidelijkheden zijn om te oordelen dat de vermiste met zekerheid is overleden, en heeft het verzoek tot afgifte van de verklaring van overlijden afgewezen. Wat betreft de geboortegegevens van de kinderen, heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen geboorteaktes zijn en dat de kinderen in Syrië zijn geboren. De rechtbank heeft de gegevens van de moeder, de vermiste, vastgesteld op basis van DNA-onderzoek en andere bewijsstukken. De rechtbank heeft de geboortegegevens van de kinderen vastgesteld, maar het verzoek tot uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de beschikking is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 20-3163
Zaaknummer: C/09/593172
Datum beschikking: 5 oktober 2021

Verklaring van overlijden en vaststellen geboortegegevens

Beschikking op het op 19 mei 2020 ingekomen verzoekschrift van:

STICHTING JEUGDBESCHERMING OVERIJSSEL,

de voogdes,
gevestigd te Zwolle,
advocaat: mr. W.A. van Sambeek te Amsterdam (voorheen mr. D.T.G. Thuijs en mr. L.A. Huitema).
Het verzoek tot het afgeven van een verklaring van overlijden betreft:

[X] ,

de vermiste,
in Nederland in de Basisregistratie Personen laatstelijk ingeschreven te [plaatsnaam 1] .
Ten aanzien van het verzoek tot vaststellen geboortegegevens wordt als belanghebbende aangemerkt:

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage,

zetelend te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- de brief van 29 mei 2020 van de voogdes, met als bijlage de machtiging procesvoering van de voogdes in de zin van artikel 1:349 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW);
- de brief van 15 juli 2020 van de voogdes, met bijlagen;
- de schriftelijke conclusie van de officier van justitie van 5 augustus 2020;
- de brief van 2 oktober 2020 van de ambtenaar;
- het bericht van 22 oktober 2020 van de officier van justitie;
- de brief van 28 oktober 2020 van de voogdes, met bijlagen;
- de brief van 9 november 2020 van de ambtenaar;
- de brief van 24 november 2020 van de voogdes, met als bijlage een originele uitslag DNA-test afgenomen bij het DNA Diagnostics Center te Vlaardingen (DDC).
Op 7 september 2021 is de zaak via een videoverbinding (Skype) ter zitting van deze rechtbank meervoudig behandeld. Hierbij is de advocaat van de voogdes verschenen. Namens de voogdes waren eveneens [medewerker GI 1] en [medewerker GI 2] aanwezig. Namens de ambtenaar is [ambtenaar] verschenen. De officier van justitie is – met bericht vooraf – niet verschenen.

Verzoek

Het verzoekschrift strekt ertoe dat:
I. de rechtbank zal verklaren dat [X] , geboren op [geboortedatum 1] 1987 te [geboorteplaats] , op [datum overlijden] 2019, althans op een in goede justitie te bepalen dag en tijdstip te [plaatsnaam] Syrië, is overleden;
II. de rechtbank de voor het opmaken van de geboorteakte van de kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijke gegevens zal vaststellen;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Feiten

- Bij beschikking van deze rechtbank van 3 april 2019 is Stichting Jeugdbescherming Overijssel belast met de voorlopige voogdij over de kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren in augustus 2015 in Syrië;
- [minderjarige 2] , geboren in augustus 2016 in Syrië.
- De kinderen zijn op 10 juni 2019 met een missie van het ministerie van Buitenlandse Zaken naar Nederland gekomen en verblijven sindsdien feitelijk bij de oudere zus van de vermiste (hierna: de tante).
- Bij beschikking van deze rechtbank van 14 augustus 2019 is Stichting Jeugdbescherming Overijssel tot voogdes over de kinderen benoemd.
- De vermiste heeft blijkens een uittreksel uit de Basisregistratie Personen de Nederlandse nationaliteit.
- Van de kinderen is geen geboorteakte geregistreerd in de registers van geboorte van de Burgerlijke Stand van de gemeente ’s-Gravenhage. Zij zijn in de Basisregistratie Personen opgenomen als : [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 in Syrië;
en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2016 in Syrië.
- Uit een overgelegde uitslag DNA test van DDC blijkt dat de waarschijnlijkheid van verwantschap van de tante met [minderjarige 1] 99,99% is en van de tante met [minderjarige 2] 99,8%.

Beoordeling

Verklaring van overlijden
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Deze rechtbank is op grond van artikel 267 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd van het voorliggende verzoek kennis te nemen en past het Nederlandse recht als haar interne recht toe.
Juridisch kader
Ingevolge artikel 1:426, eerste lid BW kan, indien het lichaam van een vermist persoon niet is kunnen worden teruggevonden doch, alle omstandigheden in aanmerking genomen, zijn overlijden als zeker kan worden beschouwd, de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie of van iedere belanghebbende verklaren dat die persoon is overleden, indien (A) de vermissing heeft plaatsgevonden in Nederland, (B) de vermissing heeft plaatsgevonden tijdens een reis met een in Nederland thuisbehorend schip of luchtvaartuig, (C) de vermiste Nederlander was of (D) de vermiste zijn woon- of verblijfplaats had in Nederland.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien een persoon buiten Nederland is overleden en geen overlijdensakte is opgemaakt of kan worden overgelegd, op verzoek van het openbaar ministerie of van iedere belanghebbende de rechtbank kan verklaren dat die persoon is overleden, indien (A) het overlijden heeft plaatsgevonden tijdens een reis met een in Nederland thuisbehorend schip of luchtvaartuig, (B) indien de overledene Nederlander was of (C) indien de overledene zijn woon- of verblijfplaats had in Nederland.
De ontvankelijkheid
Nu de vermiste de Nederlandse nationaliteit heeft, kan de voogdes – als gemachtigde namens de kinderen en daarmee als belanghebbende – worden ontvangen in haar verzoek.
Het standpunt van de voogdes
De voogdes heeft aan haar verzoek – kort gezegd – de volgende stellingen ten grondslag gelegd. De vermiste is geradicaliseerd en heeft zich in Syrië aangesloten bij IS. Daar is zij bevallen van de kinderen. Nadat de vermoedelijke vader (in april 2018) is komen te overlijden is de vermiste samen met de kinderen in een vluchtelingenkamp nabij [plaatsnaam] in het noorden van Syrië terechtgekomen. In februari 2019 komt het bericht dat de vermiste in het vluchtelingenkamp waarschijnlijk aan de gevolgen van ondervoeding in combinatie met een zwakke weerstand als gevolg van een HIV besmetting is overleden. In de media wordt bekend gemaakt dat de vermiste in Syrië is overleden. Er is geen overlijdensverklaring of officiële bevestiging van overlijden via instanties. Maar alle omstandigheden in aanmerking genomen en gelet op de overgelegde stukken kan als zeker worden beschouwd dat de vermiste is overleden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat voor het toewijzen van het verzoek er geen twijfel mag bestaan over het overlijden. Dat de vermiste zou zijn overleden is enkel gebaseerd op de verklaring van [naam] en de door haar niet nader genoemde bronnen. Op grond hiervan kan naar de mening van de officier van justitie niet worden gesteld dat er over het overlijden van de vermiste niet kan worden getwijfeld. De officier merkt hierbij op dat het op basis van deze niet te verifiëren informatie vaststellen dat de vermiste is overleden tot gevolg zou hebben dat het Openbaar Ministerie het recht verliest haar te vervolgen voor de terroristische misdrijven waarvan zij wordt verdacht en waarvoor zij nog altijd ter aanhouding gesignaleerd staat door het Landelijk Parket. De officier van justitie concludeert dat het verzoek dient te worden afgewezen.
Inhoudelijke beoordeling
Het gaat in deze zaak om een verzoek tot vaststelling van overlijden. De grondslag van dit verzoek ligt in Boek 1 BW en betreft een regeling met betrekking tot personen- en familierecht. Het wettelijk stelsel van die regeling kan aldus worden samengevat: de dood van de vermiste persoon is onzeker: na vijf jaren kan de verklaring van vermoedelijk overlijden worden verzocht (artikel 413 lid 1 en lid 2 onder a BW); de dood van de vermiste persoon is waarschijnlijk: na verloop van een jaar kan de verklaring van vermoedelijk overlijden worden verzocht (artikel 413 lid 1 en lid 2 onder b BW); en de dood van de vermiste is als zeker te beschouwen: de verklaring dat de vermiste is overleden kan zonder enige wachttijd worden verzocht (artikel 426 BW). Ter onderscheiding van de twee laatste gevallen is in het kader van de parlementaire behandeling door de minister als voorbeeld gegeven dat de betrokkene een uur of langer, onderscheidenlijk enkele minuten voor een ramp, bijvoorbeeld een vliegtuigramp als MH17, nog ter plaatse is gesignaleerd. Dit voorbeeld geeft aan dat voor de toepassing van artikel 1:426 BW in verhouding tot de andere genoemde toepassingen zeer strenge eisen gelden.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de door de voogdes overgelegde stukken en ter zitting gedane verklaringen onvoldoende zijn om onomstotelijk vast te stellen dat het overlijden van de vermiste als zeker kan worden beschouwd. Zo ontbreekt naast de overlijdensakte evenzeer enige verklaring hierover van een (de facto) autoriteit of leidinggevende uit het kamp. Andere rechtstreekse bewijzen zijn evenmin voorhanden. Er zijn ook geen foto’s van het lijk of van de begrafenis (voorzien van een datum en plaats). De schriftelijke verklaring van [naam] is niet ondertekend. Hierom is niet met zekerheid vast te stellen dat deze verklaring van haar afkomstig is. Ervan uitgaande dat dit wel het geval is geldt het volgende. Deze verklaring is niet op eigen waarneming gebaseerd maar bevat bewijs van horen zeggen. Met de auditu bewijs dient in het algemeen voorzichtig te worden omgesprongen. Dit klemt te meer daar in de schriftelijke verklaring niet is vermeld hoe de berichten precies tot [naam] zijn gekomen en waarom [naam] deze mededelingen geloofwaardig vond. De rechtbank hecht daar in dit geval in het bijzonder gewicht aan omdat het gaat om een zogenoemde Syriëganger. De vermiste kan er belang bij gehad hebben om ‘van de strafrechtelijke radar te verdwijnen’ en daarmee tevens de kans te vergroten dat haar kinderen naar veilig gebied zouden worden overgebracht. Evenmin kan worden uitgesloten dat de vermiste andere vrouwen uit het kamp bij deze plannen heeft betrokken. Voor wat betreft de overgelegde persberichten geldt dat uit het Belgische persbericht niet is af te leiden hoe de Belgische familie van de beweerdelijke vader van de kinderen op de hoogte is gekomen van het overlijden van vermiste. In het persbericht van NOS wordt de vermiste niet met naam en toenaam aangeduid. De verklaring van de tante is deels de auditu, en verder in hoofdzaak gebaseerd op mededelingen in de pers en de mededeling van [naam] , die de rechtbank eerder onvoldoende heeft beoordeeld. Het feit dat “taal noch teken” meer is vernomen van de vermiste hoeft niet met zekerheid te betekenen dat de vermiste niet meer leeft. Dit kan ook door andere omstandigheden worden verklaard. De vermiste was bij haar laatste levensteken in oorlogsgebied. Zoals overwogen kan zij er belang bij hebben gehad ‘van de strafrechtelijke radar te verdwijnen’. Ook is denkbaar dat zij niet (meer) de beschikking had over communicatiemiddelen. De omstandigheid tot slot dat er in de beschikkingen van 3 april 2019 en 14 augustus 2019 vanuit is gegaan dat de vermiste is overleden, leidt niet tot een ander oordeel. Immers, deze beslissingen zijn in deze zaak niet bindend en bovendien geldt in deze zaak een ander, strikter, toetsingskader.
Alles overziende zijn er te veel onduidelijkheden om te oordelen dat de vermiste met zekerheid is overleden. Het ter zitting gedane bewijsaanbod tot het horen van getuigen is onvoldoende gespecificeerd en wordt hierom gepasseerd. Dit betekent dat het verzoek van de voogdes om een verklaring van overlijden af te geven zal worden afgewezen.
Vaststellen geboortegegevens
Rechtsmacht en toepasselijk recht
De Nederlandse rechter heeft op grond van artikel 3 aanhef en onder a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rechtsmacht. Het verzoek tot vaststelling van de geboortegegevens is gegrond op artikel 1:25c BW. De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:25c, eerste lid, BW kan, voor zover hier aan de orde, indien ten aanzien van een buiten Nederland geboren persoon geen akte van geboorte overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of kan worden overgelegd, op verzoek van een belanghebbende de rechtbank Den Haag de voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vaststellen, indien die persoon Nederlander is. Op grond van het tweede lid van dat artikel houdt de rechtbank rekening met alle bewijzen en aanwijzingen omtrent de omstandigheden waaronder, en het tijdstip waarop de geboorte moet hebben plaatsgehad. De geslachtsnaam, de voornamen, alsmede de plaats en de dag van de geboorte van de vader en van de moeder worden vastgesteld, voor zover daarvoor aanwijzingen zijn verkregen.
De ontvankelijkheid
Nu de kinderen – gelet op het navolgende – uit de vermiste zijn geboren en vermiste de Nederlandse nationaliteit heeft, hebben de kinderen ook de Nederlandse nationaliteit. Deze Nederlandse nationaliteit volgt ook uit de Basisregistratie Personen van de kinderen.
Gelet op de Nederlandse nationaliteit van de kinderen is de voogdes ontvankelijk in haar verzoek tot het vaststellen van de geboortegegevens van de kinderen.
Inhoudelijke beoordeling
In Nederland zijn geen geboorteaktes van de kinderen ingeschreven.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de kinderen niet beschikken over een overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte van geboorte en deze ook niet kunnen verkrijgen. De kinderen zijn in het strijdgebied in Syrië geboren en zijn in 2019 met een missie van het ministerie van Buitenlandse Zaken naar Nederland gehaald.
De ambtenaar heeft geen bezwaar tegen vaststelling van de geboortegegevens en heeft een voorstel van vaststelling gedaan. Indien de rechtbank van oordeel is dat met de overgelegde DNA test voldoende is aangetoond dat er een verwantschap bestaat tussen de vermiste en de kinderen, heeft de ambtenaar geen bezwaar om bij de geboortegegevens van de kinderen ook de gegevens van de moeder (zijnde de vermiste) vast te stellen.
Uit de brief van de voogdes van 28 oktober 2020 maakt de rechtbank op dat de voogdes instemt met de voorgestelde vaststelling door de ambtenaar. De voogdes geeft aan dat op basis van de resultaten van het overgelegde DNA-onderzoek de oudergegevens van de moeder kunnen worden opgenomen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de in het geding gebrachte stukken en wat ter zitting is besproken voldoende aanwijzingen zijn verkregen omtrent de omstandigheden waaronder en de datum waarop de geboortes van de kinderen moeten hebben plaatsgehad. De rechtbank zal dan ook de geboortegegevens overeenkomstig het voorstel van de ambtenaar vaststellen. Op basis van de verklaringen in het dossier en de resultaten van het originele overgelegde DNA-onderzoek en de daarbij gevoegde bescheiden komt de rechtbank tot de conclusie dat voldoende is aangetoond dat de vermiste de biologische moeder is van de kinderen (en de kinderen uit haar zijn geboren). De rechtbank zal dan ook de oudergegevens van de moeder vaststellen.
Nu de aard van de zaak zich verzet tegen het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de beschikking, zal de rechtbank het hiertoe strekkend verzoek afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
*
stelt de volgende voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vast:
Geslachtsnaam : [geslachtsnaam X]
Voornaam : [minderjarige 1]
Geboortedatum : [geboortedatum 2] 2015
Geboorteplaats : -, Syrië
Geslacht : vrouwelijk
Geslachtsnaam moeder : [geslachtsnaam X]
Voornamen moeder : [voornaam X]
Geboortedatum moeder : [geboortedatum 1] 1987
Geboorteplaats moeder : [geboorteplaats X]
*
stelt de volgende voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vast:
Geslachtsnaam : [geslachtsnaam X]
Voornaam : [minderjarige 2]
Geboortedatum : [geboortedatum 3] 2016
Geboorteplaats : -, Syrië
Geslacht : mannelijk
Geslachtsnaam moeder : [geslachtsnaam X]
Voornamen moeder : [voornaam X]
Geboortedatum moeder : [geboortedatum 1] 1987
Geboorteplaats moeder : [geboorteplaats X]
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C. Sluymer, M.J. Alt-van Endt en W.G. de Boer, rechters, bijgestaan door mr. M.T.E. Krijger-van Huut als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 oktober 2021.