ECLI:NL:RBDHA:2021:1511

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
NL21.1297
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegangsweigering en vrijheidsontneming van een vreemdeling in het kader van de Schengengrenscode en de Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die in het bezit was van een eenmalig Schengenvisum, heeft tegen twee besluiten beroep ingesteld. Het eerste besluit betrof de weigering van toegang tot Nederland, terwijl het tweede besluit een vrijheidsontnemende maatregel inhield. De rechtbank heeft vastgesteld dat de toegang tot Nederland terecht is geweigerd, omdat de eiser geen geldig visum had op het moment van zijn terugkeer. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij geen toegang tot Nederland wenste en dat de weigering van toegang gerechtvaardigd was.

Wat betreft de vrijheidsontnemende maatregel, oordeelde de rechtbank dat deze ook rechtmatig was, aangezien deze was gebaseerd op de eerder vastgestelde toegangsweigering. De eiser voerde aan dat hij niet in Nederland wilde blijven en dat de maatregel te zwaar was, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden rond de Covid-testen en annuleringen buiten de invloedsfeer van de verweerder lagen. De rechtbank verklaarde beide beroepen ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.1297

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: [naam] ),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Bij besluit van 22 januari 2021 (bestreden besluit 1) is aan eiser op grond van artikel 14, gelezen in samenhang met artikel 6 van Verordening (EU) nr. 2016/399 (Schengengrenscode) de toegang geweigerd en bij besluit van diezelfde datum (bestreden besluit 2) is aan eiser op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen de vrijheidsontnemende maatregel beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Op grond van artikel 94, tweede lid, van de Vw wordt, indien aan de vreemdeling een besluit tot weigering van toegang tot Nederland is uitgereikt, het beroep geacht mede een beroep tegen dit besluit te omvatten.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

Over bestreden besluit 1 (toegangsweigering)
1.1
Eiser voert aan dat hem ten onrechte de toegang tot Nederland is geweigerd. Eiser stelt in beroep dat hij geen toegang tot Nederland wilde verkrijgen: Hij wist dat hij een eenmalig visum had dat hij al had gebruikt om zijn vriendin in Nederland te bezoeken en welk visum niet meer geldig was. Eiser heeft vanuit [plaatsnaam] , voordat hij weer terug naar Nederland vloog, contact opgenomen met het Surinaamse consulaat, in welk contact hem dit is meegedeeld en hij werd aangeraden geen toegang tot Nederland te verzoeken maar in de lounge te verblijven tot hij kon uitreizen. Volgens eiser was er geen enkele reden om aan te nemen dat hij wel toegang tot Nederland wenste en hoefde aan hem ook geen besluit tot toegangsweigering worden uitgereikt. Verweerder heeft volgens eiser ten onrechte geen nader onderzoek verricht. Aan eiser is in het gesprek na de tweede lijnscontrole enkel gevraagd wat hij kwam doen in Nederland. Eiser heeft in dat gesprek eerlijk geantwoord dat hij zijn vriendin wilde bezoeken maar dat hij wist dat dit niet kon omdat zijn visum niet meer geldig was.
1.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht aan eiser de toegang tot Nederland heeft geweigerd. Eiser was in het bezit van een eenmalig Schengenvisum dat al was gebruikt voor het eerdere bezoek aan zijn vriendin in Nederland, voorafgaand aan eisers bezoek aan [plaatsnaam] . Bij terugkeer, via [plaatsnaam] uit [plaatsnaam] , was eiser niet meer in het bezit van een geldig visum, hetgeen eiser bovendien zelf heeft erkend, zodat verweerder deze omstandigheid terecht aan de toegangsweigering ten grondslag heeft gelegd. Deze grond is voorts voldoende om eiser de toegang tot het Schengengebied te weigeren. Eisers betoog dat hij geen toegang tot Nederland wenste, dat hij zou hebben gedwaald, dat hij in de 1e lijns- dan wel 2e lijnscontrole op Schiphol verkeerd is begrepen en dat verweerder geen nader onderzoek zou hebben verricht, maakt het voorgaande niet anders, zodat hetgeen eiser in dit verband betoogt reeds daarom faalt.
1.3
De rechtbank verklaart het beroep tegen de toegangsweigering ongegrond.
Over bestreden besluit 2 (vrijheidsontnemende maatregel)
2. Op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw kan de vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd worden verplicht zich op te houden in een door de ambtenaar belast met de grensbewaking aangewezen ruimte of plaats die is beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek.
3.1
Eiser voert aan dat hem ten onrechte de vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd, omdat hem ten onrechte de toegang tot Nederland is geweigerd. Verweerder heeft volgens eiser ook ten onrechte niet gemotiveerd dat is voldaan aan artikel 15 van de Terugkeerrichtlijn. Eiser is [functie] in [land] en wilde niet in Nederland blijven, maar zo spoedig mogelijk terugkeren naar [land] . Er was geen enkele reden om aan te nemen dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser meent dat er niet naar hem werd geluisterd tijdens het gehoor en hij onvoldoende gelegenheid heeft gekregen om zijn persoonlijke belangen aan te voeren. Verweerder had eiser een meldplicht kunnen opleggen zodat hij in de gelegenheid zou zijn om zijn ticket om te zetten naar een eerdere vertrekdatum. Volgens eiser is de vrijheidsontnemende maatregel is zijn geval een te zwaar middel. Verder voert eiser aan dat de maatregel te lang heeft geduurd door het annuleren van vluchten en Covid-testen die wel of niet positief waren dan wel kwijt waren. Eiser is in twee weken vier keer getest. Van de eerste test op 22 januari 2021 werd eerst gemeld dat deze negatief was. Later bleek de test toch positief te zijn, waarna de op 27 januari 2021 geplande vlucht werd geannuleerd. Daarna is weer een test gedaan, die vervolgens is kwijt geraakt, waardoor de vlucht van 3 februari 2021 niet doorging. Eiser voert gelet hierop aan dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld.
4.1
Uit wat onder rechtsoverwegingen 1.2 en 1.3 is overwogen volgt dat er aan de vrijheidsontnemende maatregel een rechtmatige toegangsweigering ten grondslag ligt. Derhalve faalt het betoog van eiser dat aan hem, vanwege een volgens hem onrechtmatige toegangsweigering, geen vrijheidsontnemende maatregel mocht worden opgelegd.
4.2
Het betoog van eiser dat verweerder ten onrechte concludeert dat het risico bestaat dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken, faalt ook: Voor een maatregel als deze is immers een onttrekkingsrisico geen vereiste.
4.3
Eisers betoog dat verweerder had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de vrijheidsontnemende maatregel, omdat hij bij zijn vriendin in Nederland kon verblijven, met oplegging van een meldplicht, zodat hij zijn ticket kan omboeken, slaagt evenmin. Verweerder stelt terecht dat grote waarde mag worden gehecht aan het grensbewakingsbelang en dat slechts in het geval van bijzondere, individuele omstandigheden daarvan kan worden afgeweken en een lichter middel kan worden opgelegd.. In de door eiser naar voren gebrachte omstandigheid dat hij enerzijds niet in Nederland wil blijven en anderzijds met een meldplicht bij zijn vriendin in Nederland kan verblijven heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien toepassing te geven aan een lichter middel.
4.4
Ten slotte volgt de rechtbank eiser niet in zijn betoog dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gewerkt aan zijn verwijdering. De omstandigheden rond de Covid-testen en het annuleren door de [naam] van de op 3 februari 2021 geplande vlucht liggen buiten de invloedsfeer van verweerder. Gezien de uitvoerige en door eiser niet betwiste beschrijving in de [naam] van de vele handelingen die verweerder in een korte periode heeft verricht, en nu eiser al op 4 februari 2021 naar [land] heeft kunnen vertrekken, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende voortvarend gehandeld.
5. Ook het beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel acht de rechtbank ongegrond.
Over beide besluiten
6. Het beroep tegen de beide bestreden besluiten is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het veroek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
M.M.J. Mooijer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hoger beroepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.