ECLI:NL:RBDHA:2021:15090
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door mr. J. de Jong, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Janssen, niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van de verzoeker.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 16 februari 2021, maar de verzoeker en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De vertegenwoordiger van de verweerder was wel aanwezig. Tijdens de zitting werd ook de zaak NL21.1479 behandeld, die samenhing met deze procedure.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de uitspraak in de zaak NL21.1479, er geen noodzaak meer was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.