ECLI:NL:RBDHA:2021:15084

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2021
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
C-09-596555-KG RK 20-945
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om afgifte van afschriften in schuldsaneringsprocedure afgewezen wegens gebrek aan belang

In deze zaak hebben verzoekers de griffier van de Rechtbank Den Haag verzocht om afgifte van afschriften van stukken uit een schuldsaneringsprocedure. De griffier heeft dit verzoek geweigerd, waarna verzoekers in verzet zijn gekomen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek niet voor inwilliging in aanmerking komt wegens gebrek aan belang. De schuldsaneringsprocedure van de betrokken schuldenaar was op 5 augustus 2020 voortijdig beëindigd, en verzoekers hebben geen hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. Hierdoor is de beslissing in kracht van gewijsde gegaan. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoekers geen gerechtvaardigd belang hebben bij het verkrijgen van de gevraagde documenten, aangezien de schuldsaneringsregeling met een schone lei is geëindigd. De argumenten van verzoekers over de erkenning van de Nederlandse uitspraak in het buitenland zijn onvoldoende onderbouwd. De verzoeken worden afgewezen, evenals het verzoek om prejudiciële vragen te stellen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel - voorzieningenrechter
zaaknummer / rekestnummer: C/09/596555 / KG RK 20-945
Beschikking van de voorzieningenrechter van 18 januari 2021
in de zaak van

1.[verzoeker sub 1] ,

2.
[verzoeker sub 2],
beiden wonende te [plaats 1] ,
aanvankelijk verzoekers, na cessie van hun nader te noemen vordering op
[A] als lasthebbers optredend voor
3.
[verzoekster sub 3]te [plaats 2] ( [land 1] ),
gemachtigde [de gemachtigde] te [plaats 3] ( [land 2] ),
tegen:
De griffier van de rechtbank Den Haagte Den Haag,
meer in het bijzonder de griffier binnen deze rechtbank werkzaam in Team Insolventies,
verweerder.
Verzoekers worden hierna, als aan verzoekers sub 1. en sub 2. gerefereerd wordt, aangeduid als (in enkelvoud) ‘ [de verzoeker] ’ dan wel, als aan verzoekers sub 1., sub 2. en sub 3. gezamenlijk gerefereerd wordt, als ‘ [verzoeker sub 1 c.s.] ’, in rechte vertegenwoordigd door gemachtigde [de gemachtigde] (hierna: [de gemachtigde] ), dan wel als ‘ [verzoekster sub 3] ’ (verzoekster sub 3.). Verweerder wordt hierna aangeduid als ‘de griffier’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties, ter griffie ingekomen op 24 juli 2020;
- de brief van 6 augustus 2020 (bij de griffie ingekomen op 7 augustus 2020) van [de gemachtigde] met toelichting op vorenbedoeld verzoekschrift;
- de brief van 27 augustus 2020 van [de gemachtigde] , met daarin het namens [de verzoeker] en - na voormelde cessie - [verzoekster sub 3] ingediende verzoek om verstrekking (door [de gemachtigde] ook wel geduid als ‘parallel verzoek’) van afschriften van - zakelijk weergegeven - relevante stukken, behorende tot de nader te noemen schuldsaneringsprocedure (hierna ook wel: de WSNP-procedure) bij deze rechtbank, Team Insolventies;
- de brief van 20 november 2020, waarin de griffier [de gemachtigde] bericht dat het proces-verbaal van de zitting op 4 augustus 2020 in de WSNP-procedure zal worden verstrekt en de griffier met redenen omkleed bericht dat het overigens in voormelde brief van 27 augustus 2020 verzochte niet voor inwilliging in aanmerking komt;
- de brief van 29 november 2020, waarin [de gemachtigde] namens [verzoeker sub 1 c.s.] in verzet komt tegen voormelde beslissing van 20 november 2020 van de griffier, concluderend tot - zakelijk weergegeven - algehele toewijzing van het in voormelde brief van 27 augustus 2020 vervatte verzoek;
- de brief van 29 november 2020 van [de gemachtigde] , met productie, als aanvulling op voormeld verzetschrift;
- de zitting van 7 december 2020, waar partijen door de voorzieningenrechter zijn gehoord en beschikking is bepaald op 18 januari 2021.
1.2.
Bij vonnis van 11 april 2019 heeft deze rechtbank, Team Insolventies, [A] (hierna: [A] ) toegelaten tot - zakelijk weergegeven - de wettelijke regeling tot schuldsanering en is een bewindvoerder aangesteld. [de verzoeker] was destijds schuldeiser van [A] .
1.3.
Op verzoek van de bewindvoerder heeft de rechtbank een dag bepaald voor de behandeling van het verzoek van de bewindvoerder, strekkende tot - voor wat betreft [A] - vroegtijdige beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling met verlening van een schone lei, welk verzoek van de bewindvoerder op de voet van art. 354a van de Faillissementswet (Fw) dient te worden vergezeld van een beredeneerde verklaring over de vraag of de schuldenaar zodanig aan zijn verplichtingen kan voldoen dat voortzetting van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is. Dit verzoek is behandeld op de zitting van 4 augustus 2020. [de verzoeker] is voor het bijwonen van die zitting uitgenodigd.
1.4.
Op 7 mei 2019 en op 7 juni 2019 heeft [de gemachtigde] de griffier verzocht een afschrift te verstrekken van het ‘eigen geschreven verhaal verzoeker’, een stuk gevoegd bij het verzoek van [A] tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. Op 7 juni 2019 heeft de griffier de door [de gemachtigde] beoogde afgifte geweigerd.
1.5.
Op 22 en 23 juni 2020 heeft [de gemachtigde] de griffier verzocht om afschrift van de volgende stukken in de eerdergenoemde schuldsaneringsprocedure:
- voormeld verzoek van de bewindvoerder ex art. 354a Fw;
- de in art. 354a lid 1 Fw bedoelde verklaring van de bewindvoerder;
- het proces-verbaal van de toelatingszitting van 2 april 2019;
- de door de bewindvoerder bij de rechtbank ingediende verslagen en
- de meest recente berekening van het zogeheten ‘vrij te laten bedrag’.
Bij beslissing van 2 juli 2020 heeft de griffier bedoeld verzoek van [de gemachtigde] voor het overgrote deel niet ingewilligd.
1.6.
Naar aanleiding van voormelde beslissingen van de griffier van 7 juni 2019 en 2 juli 2020 heeft [de gemachtigde] de voorzieningenrechter van deze rechtbank bij verzoekschrift van 24 juli 2020 verzocht om afgifte van - zakelijk weergegeven - de stukken waarvan de griffier om afschrift of uittreksel was verzocht, maar die de griffier niet heeft verstrekt. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft [de gemachtigde] verwezen naar het bepaalde in art. 21 lid 1 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (hierna: Wgbz), waarin - voor zover hier van belang - het volgende is opgenomen:
Onverminderd de overige artikelen (…) worden aan partijen en aan belanghebbenden afschriften van of uittreksels uit vonnissen, arresten, beschikkingen, akten, processen-verbaal, registers of andere stukken kosteloos afgegeven, indien en voor zover zij daarbij belang hebben en niet in staat zijn op andere wijze in de behoefte te voorzien. Bij weigering van de griffier kunnen partijen een verzoek tot afgifte van een afschrift of uittrekstel indienen bij de voorzieningenrechter (…).
1.7.
Bij vonnis van 5 augustus 2020 (bekend onder insolventienummer [nummer] van deze rechtbank is de schuldsaneringsregeling, betrekking hebbende op [A] , op de voet van art. 354a Fw vroegtijdig beëindigd. Geen van de schuldeisers is binnen de daartoe geldende termijn van acht dagen van dit vonnis in hoger beroep gekomen.
1.8.
Bij brief van 6 augustus 2020 heeft [de gemachtigde] de gronden van zijn verzoekschrift van 24 juli 2020 nader toegelicht.
1.9.
Bij brief van 27 augustus 2020 heeft [de gemachtigde] namens [verzoeker sub 1 c.s.] de griffier verzocht om hem in het kader van de hiervoor bedoelde schuldsaneringsprocedure afschriften te verstrekken van de volgende stukken (welk verzoek door [de gemachtigde] ook wel is geduid als ‘het parallelle verzoek’):
  • alle door de rechter-commissaris gegeven beschikkingen;
  • de volledige verzoeken en berichten die aan die beschikkingen vooraf zijn gegaan;
  • door de griffier ter zitting van 4 augustus 2020 gemaakte aantekeningen en
  • voor zover dit is opgemaakt: het proces-verbaal van de zitting van 4 augustus 2020.
1.10.
Bij e-mailbericht van 20 november 2020 heeft de griffier [de gemachtigde] naar aanleiding van voormelde brief van 27 augustus 2020 laten weten dat het proces-verbaal van de zitting van 4 augustus 2020 wordt verstrekt en dat het verzoek voor het overige niet voor inwilliging in aanmerking komt.
1.11.
Bij brief van 29 november 2020 met het opschrift “
VERZET EX ARTIKEL 29 RV EN ARTIKEL 21 WGBZ
(i) zijn [verzoeker sub 1 c.s.] op de voet van art. 29 lid 6 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in verzet gekomen van de beslissing(en) van 20 november 2020 van de griffier en
(ii) richten [verzoeker sub 1 c.s.] zich vanwege de in de beslissing(en) van 20 november 2020 opgenomen weigering van de griffier om - kort gezegd - de beoogde afschriften te verstrekken onder randnummer 23. en verder op basis van het in art. 21 lid 1 Wgbz bedoelde rechtsmiddel (“waar verzoekers nu gebruik van maken”) tot de voorzieningenrechter met het oog op afgifte van de door de griffier niet verstrekte afschriften.

2.De beoordeling

2.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekers zich onder verwijzing naar het bepaalde in art. 21 lid 1, tweede volzin, Wgbz zowel naar aanleiding van de beslissing(en) van de griffier van 7 juni 2019 als de beslissing(en) van de griffier van 20 november 2020 hebben gericht tot de voorzieningenrechter en dat verzoekers naar aanleiding van de beslissing(en) van 20 november 2020 binnen de daartoe geldende termijn van - kort gezegd - twee weken ook in verzet zijn gekomen bij de voorzieningenrechter. Uit bedoeld verzetschrift kan worden begrepen dat - zakelijk weergegeven - de voorzieningenrechter wordt verzocht het verzet gegrond te verklaren en de griffier te gelasten om (toch) over te gaan tot afgifte van de afschriften waar verzoekers in hun schrijven van 27 augustus 2020 om hebben verzocht.
2.2.
Zowel het verzoek van 27 augustus 2020 als het verzetschrift van 29 november 2020 is ter griffie van de voorzieningenrechter ingeboekt op het zaak- en rekestennummer waarop ook het verzoek van 24 juli 2020 ter griffie is ingeboekt, met als gevolg dat de naar aanleiding van het verzoek van 24 juli 2020 op 7 december 2020 gehouden hoorzitting betrekking had op zowel de verzoeken van 24 juli 2020 en 27 augustus 2020 als het verzetschrift.
2.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de schuldsaneringsprocedure waarin verzoekers als schuldeisers belang hadden met het vonnis van 5 augustus 2020 door de rechtbank op grond van art. 354a Fw voortijdig is beëindigd, waarbij de schuldsaneringsregeling voor wat betreft [A] is geëindigd met de zogenoemde “schone lei”. Voorts is niet in geschil dat geen van de schuldeisers van het vonnis in hoger beroep is gekomen en dus ook verzoekers geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om tegen het vonnis van 5 augustus 2020 het daartoe voorhanden zijnde rechtsmiddel aan te wenden. Dat betekent dat die beslissing in kracht van gewijsde is gegaan en dat van de juistheid van die beslissing in rechte dient te worden uitgegaan. De voorzieningenrechter is gelet daarop van oordeel dat niet valt in te zien welk gerechtvaardigd belang verzoekers hebben bij het alsnog verstrekken van de gevraagde documenten.
2.4.
Namens verzoekers is ter zitting naar voren gebracht dat [verzoekster sub 3] , aan wie door [de verzoeker] de vordering op [A] is gecedeerd, woonachtig is in [land 1] , alwaar - zo stellen verzoekers - de uitkomst van een Nederlandse gerechtelijke procedure niet zonder meer wordt erkend, zodat - zo begrijpt de voorzieningenrechter het betoog van verzoekers - van de schone lei van [A] in [land 1] niet zonder meer wordt uitgegaan en verzoekers om die reden belang hebben bij de verkrijging van de documenten. Zonder nadere toelichting is dat echter onvoldoende om nu voor verzoekers een belang te kunnen aannemen bij het alsnog verkrijgen van de afschriften van stukken die de griffier in eerdere instantie heeft geweigerd te verstrekken. Verzoekers hebben niet toegelicht dat in [land 1] ook daadwerkelijk een procedure tegen [A] aanhangig is waarin de beslissing in de schuldsaneringsprocedure niet wordt erkend.
2.5.
Door [de gemachtigde] is tenslotte nog gewezen op de mogelijkheid dat hij voor wat betreft de vordering op [A] op enig moment zelf zal hebben te gelden als schuldeiser en de rechterlijke instantie in [land 2] , waar [de gemachtigde] woonachtig is, die vordering dan los van het vonnis van 5 augustus 2020 en de daaruit voor [A] volgende schone lei zal kunnen beoordelen. Die situatie betreft evenwel slechts de mogelijkheid van een toekomstige omstandigheid en is als zodanig onvoldoende om het benodigde belang bij het door de griffier (alsnog) afgeven van de beoogde afschriften aan te nemen.
2.6.
De aan de voorzieningenrechter gerichte verzoeken van 24 juli 2020 en 27 augustus 2020 komen, nadat verzoekers daarover zijn gehoord, daarom wegens gebrek aan belang niet voor inwilliging in aanmerking. Dat lot treft in het verlengde daarvan ook het op 29 november 2020 ingediende verzetschrift.
2.7.
Voor het stellen van prejudiciële vragen zoals door verzoekers is verzocht bestaat gelet op het voorgaande geen aanleiding.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.S. Honée in het openbaar uitgesproken
op 18 januari 2021.
fl