Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Opvolgende rechterlijke machtiging
[de man] ,
ProcesverloopHet procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 01 februari 2021.
Standpunten ter zitting
Beoordeling
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2021 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van vijf jaar, zoals bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een cliënt, geboren in 1986, die momenteel verblijft in een accommodatie. De advocaat van de cliënt, mr. Y. Polko, heeft het verzoek ingediend, dat op 1 februari 2021 ter griffie is ingekomen. De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde datum als de beschikking.
Tijdens de zitting is de cliënt zelf, zijn advocaat, de behandelcoördinator en een arts gehoord. De cliënt heeft aangegeven dat hij de gesprekken als belastend ervaart en dat hij bescherming nodig heeft tegen zijn gedachten. De behandelcoördinator heeft toegelicht dat de cliënt in de huidige instelling uitbehandeld is, maar dat het vinden van een geschikte vervolgplek moeilijk is. Er wordt gewerkt aan een maatwerkplek die aansluit bij de behoeften van de cliënt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er eerder een machtiging tot opname en verblijf was verleend, die geldig was tot 28 februari 2021. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap, wat leidt tot ernstig nadeel. De voortzetting van het verblijf in de accommodatie is noodzakelijk om dit ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft daarom besloten om de gevraagde machtiging voor vijf jaar te verlenen, tot en met 18 februari 2026. De beschikking is vastgesteld op 22 februari 2021 en er staat cassatie open tegen deze beschikking.