ECLI:NL:RBDHA:2021:15025

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
6 januari 2022
Zaaknummer
C/09/622067 / KGRK 21-1464
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in een jeugdzakenprocedure wegens schijn van partijdigheid

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 23 december 2021 uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, die zich genoodzaakt voelde om de rechter te wraken. Het verzoek tot wraking volgde op een mondelinge behandeling in een hoofdzaak waarin de gecertificeerde instelling een verzoek had ingediend tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige zoon van verzoekster en de vader. Tijdens de zitting op 30 november 2021 uitte verzoekster haar onvrede over de gang van zaken en gaf aan de rechter te willen wraken, maar dit verzoek werd genegeerd. De rechter deed vervolgens uitspraken die verzoekster als bevooroordeeld ervoer, wat leidde tot haar wrakingsverzoek.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter in deze zaak een opeenstapeling van ongelukkige opmerkingen heeft gemaakt die verder gingen dan het kritisch bevragen van partijen. Bovendien heeft de rechter het wrakingsverzoek van verzoekster twee keer genegeerd, wat de schijn van partijdigheid heeft gewekt. De wrakingskamer oordeelde dat de omstandigheden zodanig waren dat de objectieve schijn van partijdigheid gerechtvaardigd was. Dit leidde tot de beslissing om het wrakingsverzoek toe te wijzen en de behandeling van de hoofdzaak te schorsen tot een andere rechter deze zal hervatten.

De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De betrokken partijen, waaronder verzoekster, de advocaat van verzoekster, de gecertificeerde instelling, de vader en de rechter, zijn op de hoogte gesteld van deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2021-85
zaak- /rekestnummer: C/09/622067 / KG RK 21-1464
Beslissing van 23 december 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats ] ,
hierna te noemen: verzoekster,
bijgestaan door mr. E.G.S.N. Asselbergs, advocaat te Den Haag,
strekkende tot de wraking van
mr. M. van Loenhoud,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbenden in deze procedure zijn:
­ Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling, en
­ [belanghebbende 2] ,
wonende te [woonplaats ] ,
hierna te noemen: de vader.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 30 november 2021;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de hierna te noemen hoofdzaak van 30 november 2021;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 16 december 2021;
- de schriftelijke reactie van de vader van 19 december 2021.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- de advocaat van verzoekster;
- [vertegenwoordiger] , namens de gecertificeerde instelling.
De advocaat van moeder heeft bevestigd dat moeder niet zou verschijnen. De rechter en de vader hebben vooraf schriftelijk laten weten niet te zullen verschijnen. De advocaat van verzoekster heeft pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/619071/ JE RK 21-2444 (hierna: de hoofdzaak). In de hoofdzaak heeft de gecertificeerde instelling een verzoek ingediend tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige zoon van verzoekster en de vader (hierna: de zoon).
2.2.
In de hoofdzaak heeft op 30 november 2021 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. In het proces-verbaal van deze mondelinge behandeling staat onder meer het volgende:
“(…)
De moeder
U luistert niet naar wat ik allemaal zeg. Ik ga u wraken.
De moeder staat op en wil de zaal verlaten.
De advocaat van de moeder
[verzoekster] , dat moet u niet willen. Ik zou niet weggaan. Het lijkt me beter als u gewoon blijft zitten. Kalmeert u even.
De kinderrechter
Mevrouw de advocaat, gaat u akkoord met een wraking?
De advocaat van de moeder
Nee
Hierop gaat de moeder weer naast haar advocaat zitten
De moeder
Het is van belang dat er deskundige hulp komt. Het is nu altijd twee tegen één. Er wordt niet naar mij geluisterd en op deze manier heeft het geen zin.
De kinderrechter
Mevrouw, ik heb u gehoord. Ik ga er een nachtje over slapen. Morgen ben ik vrij en ga ik heel goed over deze zaak nadenken. Donderdag zal ik uitspraak doen. Mijn uitgangspunt is om te onderzoeken of [minderjarige] terug naar u zou kunnen.
De moeder
Nee, u bent bevooroordeeld. Ik wil dat een andere rechter naar deze zaak gaat kijken.
De moeder heeft de zaal verlaten. De advocaat van de moeder is blijven zitten.
(…)”
Uit het proces-verbaal blijkt verder dat nadat verzoekster de zaal heeft verlaten de gecertificeerde instelling, de vader en de advocaat van verzoekster nog het woord hebben gevoerd. Vervolgens heeft de rechter medegedeeld dat zij over de zaak zal gaan nadenken, dat partijen donderdagochtend met de griffier kunnen bellen over de beslissing en dat die beslissing dan later op papier zal komen.
2.3.
Verzoekster heeft nadat zij de zittingszaal heeft verlaten (direct) bij de Centrale Balie een wrakingsverzoek op papier gezet en ingediend. Dit schriftelijk wrakingsverzoek luidt als volgt:
“Ik heb zojuist de zitting verlaten na dat ik kenbaar heb gemaakt de rechter te wraken. Dit werd negeerd en is blijkbaar de zitting na mijn vertrek doorgegaan.
De rechter was in mijn oogen bevoordeeld en uitspraaken gedaan over mijn psychische gesteldheid.
Ik wil graag dat deze wraking bij de wrakingskamer wordt behandeld voor dat de rechter uitspraak doet.”
2.4.
Bij beschikking van 2 december 2021 heeft de rechter de door de gecertificeerde instelling verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing voor korte duur (tot 15 januari 2022) verlengd en de verzoeken voor het overige aangehouden, ter voorkoming dat de lopende maatregelen zouden expireren. De rechter heeft in de beschikking overwogen dat die beslissing, in het belang van de zoon, niet kan worden uitgesteld.
2.5.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Namens verzoekster is ter zitting van de wrakingskamer gesteld dat het proces-verbaal van de zitting van 30 november 2021 niet volledig is. De advocaat van verzoekster heeft gesteld dat zij de gewoonte heeft om mee te schrijven tijdens de zitting, dit om beter te kunnen reageren en als geheugensteun voor haarzelf. Uit deze aantekeningen blijkt volgens verzoekster dat tijdens de zitting ook nog het volgende aan de orde is geweest, hetgeen niet uit het proces-verbaal blijkt:
­ de rechter reageerde op de (eerste) wraking ter zitting door te zeggen dat verzoekster zich weer als slachtoffer gedroeg;
­ nadat verzoekster de zaal had verlaten is tussen de vader, de gecertificeerde instelling en de rechter min of meer informeel gesproken over het gegeven dat verzoekster de zoon niet bezocht in de instelling waar hij verblijft en dat dit een vorm van chantage was;
­ de rechter onderbrak verzoekster in haar betoog en zei: “ik ga u nu onderbreken, u draaft maar door, ik ben uw psycholoog niet in een consult. Ik zit hier al drie kwartier te luisteren en u gaat maar door. En het voegt niets toe omdat het alleen maar gaat over het onrecht dat u is aangedaan.”;
­ de rechter zei over het wel of niet slecht praten over de vader tegen de zoon – waarvan verzoekster heeft ontkend dat ze dat doet – dat verzoekster de zoon daarmee belast en dat verzoekster de zoon belast door geen emotionele toestemming voor contact te geven;
­ de rechter zei dat verzoekster GGZ-behandeling en hulp nodig heeft, dat zij een gebruiksaanwijzing heeft en dat zij zich als slachtoffer gedraagt;
­ de rechter zei tegen verzoekster – alsof het feiten waren – dat als de zoon weer bij haar zou komen wonen, zij hem dan weer zou inkapselen en hem zou weghouden bij zijn vader.
3.3.
Namens verzoekster is ter zitting van de wrakingskamer verder nog aangevoerd dat verzoekster niet begrijpt dat de zitting is doorgegaan nadat verzoekster aangaf de rechter te willen wraken. Het wrakingsverzoek hoefde immers niet ondersteund te worden door de advocaat van verzoekster. Dat de behandeling van de zaak niet is geschorst blijkt volgens de advocaat van verzoekster uit de omstandigheid dat nadat verzoekster de zaal had verlaten nog verder is gesproken over de zaak en bovendien uit de omstandigheid dat de rechter op 2 december 2021 uitspraak heeft gedaan op de verzoeken van de gecertificeerde instelling (en deze in eerste instantie ook volledig heeft toegewezen). Deze uitspraak is later – kennelijk nadat het schriftelijke wrakingsverzoek de rechter had bereikt – weer ingetrokken. Verzoekster stelt dat bij haar door de uitlatingen en opmerkingen van de rechter sterk de indruk van vooringenomenheid is ontstaan. Het deed er niet meer toe wat namens of door verzoekster naar voren werd gebracht.
3.4.
De wrakingskamer stelt bij de beoordeling van het wrakingsverzoek voorop dat het uitgangspunt is dat een proces-verbaal van een zitting de kenbron is van hetgeen ter zitting is voorgevallen, dat uitgegaan kan worden van de juistheid van hetgeen in het proces-verbaal staat vermeld en dat het proces-verbaal tot uitgangspunt wordt gehanteerd bij de beoordeling van een wrakingsverzoek. In dit geval gaat de wrakingskamer er echter vanuit dat ook hetgeen namens verzoekster aanvullend is gesteld tijdens de mondelinge behandeling van de wrakingskamer is besproken op de zitting in de hoofdzaak. Deze uitlatingen – die door de rechter niet zijn weersproken – zijn gebaseerd op de aantekeningen van de advocaat van verzoekster die zij tijdens de zitting heeft gemaakt. De wrakingskamer heeft geen aanleiding te twijfelen aan de mededeling van de advocaat van verzoekster dat zij de gewoonte heeft mee te schrijven tijdens een zitting en gaat ervan uit dat deze aantekeningen een reëel beeld vormen van wat ter zitting is besproken. Hierbij is in aanmerking genomen dat de vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling tijdens de zitting van de wrakingskamer heeft bevestigd dat dergelijke uitlatingen inderdaad zijn gedaan. Zij kon zich niet (letterlijk) alle passages als door verzoekster aangehaald herinneren, maar wel een aantal ervan. Bovendien worden de uitlatingen ook bevestigd in het schriftelijke wrakingsverzoek, waarin verzoekster immers direct na de zitting stelt dat de rechter uitspraken heeft gedaan over haar psychische gesteldheid.
3.5.
De wrakingskamer is van oordeel dat in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van de objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid. Het staat een rechter vrij tijdens een zitting partijen kritisch te bevragen en de orde van de zitting te bepalen, bijvoorbeeld door een partij die lang aan het woord is te onderbreken. In dit geval is er met de onder 3.2. weergegeven uitspraken van de rechter naar het oordeel van de wrakingskamer echter sprake geweest van een opeenstapeling van ongelukkige opmerkingen van de rechter, die, zeker in samenhang bezien, verder gaan dan het kritisch bevragen of bepalen van de orde van de zitting.
3.6.
Daar komt bij dat de rechter tot twee keer toe het wrakingsverzoek van verzoekster heeft genegeerd. Zoals verzoekster terecht stelt is het in een zaak als de onderhavige (waarin partijen niet verplicht zijn zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen) niet nodig dat de advocaat het wrakingsverzoek ondersteunt. De rechter kon dan ook niet aan het (herhaalde) wrakingsverzoek voorbij gaan. Zelfs nadat verzoekster de zittingszaal had verlaten, is de behandeling van de zaak verder gegaan en hebben de gecertificeerde instelling en de vader nog uitlatingen gedaan waar verzoekster niet op heeft kunnen reageren. Desondanks heeft de rechter beslist op de verzoeken van de gecertificeerde instelling, welke beslissing kennelijk pas is ingetrokken nadat de rechter kennisnam van het schriftelijke wrakingsverzoek.
3.7.
De onder 3.5 en 3.6 genoemde omstandigheden bij elkaar maken dat de rechter de schijn van partijdigheid bij verzoekster heeft kunnen opwekken. Die schijn is naar objectieve maatstaven ook gerechtvaardigd te achten. Dit betekent dat het wrakingsverzoek toegewezen zal worden.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking toe;
4.2.
bepaalt dat de geschorste behandeling van de hoofdzaak met ingang van heden opnieuw een aanvang neemt en schorst deze behandeling tot de behandeling door een andere rechter in deze rechtbank, belast met de behandeling van jeugdzaken, zal zijn hervat;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
  • verzoekster;
  • de advocaat van verzoekster;
  • de gecertificeerde instelling;
  • de vader;
  • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.A. van Steen, S.M. Krans en J.C. Sluymer, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2021.
de griffier bij afwezigheid van de voorzitter is deze
beslissing ondertekend door mr. S.M. Krans
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.