Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
4.De beslissing
- verzoekster;
- de advocaat van verzoekster;
- de gecertificeerde instelling;
- de vader;
- de rechter.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 23 december 2021 uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, die zich genoodzaakt voelde om de rechter te wraken. Het verzoek tot wraking volgde op een mondelinge behandeling in een hoofdzaak waarin de gecertificeerde instelling een verzoek had ingediend tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige zoon van verzoekster en de vader. Tijdens de zitting op 30 november 2021 uitte verzoekster haar onvrede over de gang van zaken en gaf aan de rechter te willen wraken, maar dit verzoek werd genegeerd. De rechter deed vervolgens uitspraken die verzoekster als bevooroordeeld ervoer, wat leidde tot haar wrakingsverzoek.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter in deze zaak een opeenstapeling van ongelukkige opmerkingen heeft gemaakt die verder gingen dan het kritisch bevragen van partijen. Bovendien heeft de rechter het wrakingsverzoek van verzoekster twee keer genegeerd, wat de schijn van partijdigheid heeft gewekt. De wrakingskamer oordeelde dat de omstandigheden zodanig waren dat de objectieve schijn van partijdigheid gerechtvaardigd was. Dit leidde tot de beslissing om het wrakingsverzoek toe te wijzen en de behandeling van de hoofdzaak te schorsen tot een andere rechter deze zal hervatten.
De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De betrokken partijen, waaronder verzoekster, de advocaat van verzoekster, de gecertificeerde instelling, de vader en de rechter, zijn op de hoogte gesteld van deze beslissing.