ECLI:NL:RBDHA:2021:15024

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
6 januari 2022
Zaaknummer
AWB 21/849
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake presentatie bij de Iraanse ambassade in asielprocedure

Op 9 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen verzoekster en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen een voorgenomen presentatie op de Iraanse ambassade, die gepland stond op 11 februari 2021. In het verzoek om een voorlopige voorziening heeft verzoekster gevraagd om deze presentatie uit te stellen totdat er een beslissing is genomen op haar asielaanvraag. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien de presentatie bij de ambassade een feitelijke handeling betreft die de asielprocedure van verzoekster kan beïnvloeden.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, op basis van artikel 8:81 van de Awb, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De rechter heeft vastgesteld dat de presentatie bij de ambassade in beginsel verboden is totdat er een beslissing is genomen op het beroep in de asielprocedure. Dit is in lijn met het arrest Gnandi, waarin is bepaald dat de rechtsgevolgen van een terugkeerbesluit niet intreden zolang er nog geen uitspraak is gedaan op het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat de presentatie bij de Iraanse ambassade achterwege blijft. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 534,- voor de verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/849

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 februari 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster,

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 9 februari 2021 bezwaar gemaakt tegen de door verweerder voorgenomen presentatie op de Iraanse ambassade op 11 februari 2021.
Op diezelfde datum heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat afgezien wordt van presentatie zolang nog niet op het beroep bij de rechtbank inzake de asielprocedure is beslist.
Op 9 februari 2021 heeft verweerder een schriftelijke reactie ingediend.
Omdat onverwijlde spoed dat vereist, is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Omdat de presentatie in persoon bij de ambassade staat gepland op 11 februari 2021, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van spoedeisend belang.
3. Verweerder heeft gesteld dat verzoekster geen gevolg hoeft te geven aan de uitnodiging en dat zij daarom geen (spoedeisend) belang heeft bij deze procedure. Dit standpunt volgt de voorzieningenrechter niet. Het gaat hier om een feitelijke handeling ten opzichte van de vreemdeling in haar hoedanigheid als vreemdeling en asielzoeker. Verzoekster verzet zich hiertegen mede gezien haar lopende asielprocedure en heeft daarom belang bij een verbod tegen die handeling.
4. Uit het arrest Gnandi [1] volgt dat de rechtsgevolgen van een terugkeerbesluit niet intreden zolang een rechter niet heeft beslist op het beroep gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag. Verweerder heeft ook niet de bevoegdheid verzoekster uit te zetten hangende de beroepsprocedure. Ook volgt uit het arrest dat verzoekster haar status van asielzoekster hangende de beroepsprocedure behoudt. De beroepsprocedure tegen de afwijzing van de asielvergunning en dus tevens het terugkeerbesluit loopt nog bij deze rechtbank.
5. De voorzieningenrechter maakt uit het arrest Gnandi op, dat hangende het beroep tegen het terugkeerbesluit weliswaar niet alle uitzettingshandelingen door verweerder zijn verboden, maar dat deze uitzettingshandelingen wel zijn verboden als ze de effectiviteit van het rechtsmiddel aantasten. Juist die effectiviteit komt in gevaar als zij zich nog voordat een Nederlandse rechter haar zaak heeft beoordeeld, moet presenteren bij de Iraanse autoriteiten, waartegen zij internationale bescherming heeft ingeroepen.
6. Uit het voorgaande volgt dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat presentatie van verzoekster bij de ambassade van haar land van herkomst in beginsel verboden is totdat op het beroep in de asielprocedure is beslist. Overigens is hierbij is ook overwogen dat niet is gebleken van een spoedeisend belang bij verweerder.
7. De verzochte voorlopige voorziening zal daarom worden toegewezen.
8. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Het bedrag van deze kosten stelt de voorzieningenrechter vast op € 534,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 534,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- treft de voorlopige voorziening dat presentatie bij de Iraanse ambassade achterwege blijft totdat op het beroep in de asielprocedure is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster ten bedrage van € 534, -.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De beslissing is uitgesproken op 9 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl..
griffier voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Arrest van 19 juni 2018 van het Hof van Justitie, ECLI:EU:C:2018:465.