ECLI:NL:RBDHA:2021:15024
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake presentatie bij de Iraanse ambassade in asielprocedure
Op 9 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen verzoekster en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen een voorgenomen presentatie op de Iraanse ambassade, die gepland stond op 11 februari 2021. In het verzoek om een voorlopige voorziening heeft verzoekster gevraagd om deze presentatie uit te stellen totdat er een beslissing is genomen op haar asielaanvraag. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien de presentatie bij de ambassade een feitelijke handeling betreft die de asielprocedure van verzoekster kan beïnvloeden.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, op basis van artikel 8:81 van de Awb, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De rechter heeft vastgesteld dat de presentatie bij de ambassade in beginsel verboden is totdat er een beslissing is genomen op het beroep in de asielprocedure. Dit is in lijn met het arrest Gnandi, waarin is bepaald dat de rechtsgevolgen van een terugkeerbesluit niet intreden zolang er nog geen uitspraak is gedaan op het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat de presentatie bij de Iraanse ambassade achterwege blijft. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 534,- voor de verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.