ECLI:NL:RBDHA:2021:1500

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
C/09/606369 / FA RK 21-459
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om aansluitende zorgmachtiging tot het verlenen van verplichte zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek was gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en betrof een betrokkene, geboren in 1980, die op dat moment in een zorginstelling verbleef. De rechtbank ontving het verzoekschrift op 20 januari 2021, vergezeld van diverse bijlagen, waaronder medische verklaringen en een zorgplan. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 februari 2021 werd de zaak aangehouden om de advocaat in de gelegenheid te stellen aanvullende stukken te ontvangen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er eerder, op 20 november 2020, een voorlopige zorgmachtiging was verleend, die geldig was tot 20 februari 2021. De behandelend arts had echter verklaard dat een gedwongen opname niet doelmatig was en dat het inzetten van dwangmedicatie buitenproportioneel zou zijn. Gezien deze bevindingen heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen grond was voor het toewijzen van het verzoek om een aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg. De rechtbank heeft het verzoek dan ook afgewezen.

De beschikking is gegeven door rechter J.C. van den Dries, bijgestaan door griffier F.A.M. Vreeswijk, en is uitgesproken tijdens een openbare zitting. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 22 februari 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/606369 / FA RK 21-459
Datum beschikking: 18 februari 2021

Afwijzing aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.A. van de Weerd te 's-Gravenhage.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 20 januari 2021, heeft de officier van justitie verzocht om een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 16 januari 2021 ondertekende medische verklaring van
[psychiater] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een zorgplan van 6 januari 2021;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 19 januari 2021;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties van 15 februari 2021;
- een crisisformulier van 30 januari 2021;
- een beslissing verlenen verplichte zorg van 31 januari 2021.
De nieuwe mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 februari 2021. Op 4 februari 2021 was de inleidende zitting en is de behandeling aangehouden tot een nader te bepalen zitting om de advocaat in de gelegenheid te stellen de stukken ten aanzien van het verzoek om de eerste zorgmachtiging toegestuurd te kunnen krijgen en opdat het verzoek aangevuld kon worden met de laatste mutaties over betrokkene en de stukken die betrekking hebben op het verblijf van betrokkene bij het OVP.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene, vergezeld door haar moeder;
- de advocaat;
- de [klinisch psychiater] , in bijzijn van betrokkene;
- een verpleegkundige, in bijzijn van betrokkene.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Beoordeling

Op 20 november 2020 is door de rechtbank een voorlopige zorgmachtiging verleend met een geldigheidsduur tot en met 20 februari 2021.
De rechtbank heeft heden ten aanzien van betrokkene het verzoek om een zorgmachtiging afgewezen, omdat de behandelaar heeft verklaard dat de gedwongen opname niet doelmatig was. Het inzetten van dwangmedicatie werd door hem niet overwogen, omdat het buitenproportioneel is.
Dan is er ook geen grond voor toewijzing van het verzoek om een
aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg te verlenen, zodat ook dit verzoek zal worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. van den Dries, rechter, bijgestaan door
F.A.M. Vreeswijk als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 februari 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 februari 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.
\