ECLI:NL:RBDHA:2021:14984

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
20/6341
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag dubbele kinderbijslag op basis van medische noodzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, de vader van een kind met een chronische nierziekte, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De eiser had een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag voor zijn dochter, geboren in 2010, die lijdt aan een chronische nierziekte en incontinentie. De aanvraag werd door de Svb afgewezen, omdat de zorgscore niet voldeed aan de vereisten voor dubbele kinderbijslag. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de medische adviezen van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ).

De rechtbank concludeerde dat de Svb terecht had geoordeeld dat de zorgscore van het kind niet voldeed aan de criteria voor het toekennen van dubbele kinderbijslag. De rechtbank oordeelde dat de medische noodzaak voor intensieve zorg niet was aangetoond, ondanks de argumenten van de eiser dat zijn dochter extra hulp en toezicht nodig had. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de zorgbehoefte door het CIZ zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van het advies te twijfelen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de afwijzing van de aanvraag voor dubbele kinderbijslag. De uitspraak werd gedaan door mr. J.B. Wijnholt, in aanwezigheid van griffier mr. E.A.C. van Poelgeest, en werd openbaar uitgesproken op 2 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6341

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.P. de Witte),
en

De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb), verweerder

(gemachtigde: J.Y. van den Berg).

Procesverloop

In het besluit van 22 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om dubbele kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 2020 ten behoeve van zijn dochter [A] afgewezen.
In het besluit van 22 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2021 door middel van Skype op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser is vader van [A] , geboren op [geboortedag] 2010. [A] heeft een chronische nierziekte waardoor zij veelvuldig naar het toilet moet. Ook is er sprake van incontinentie. [A] is verder bekend met eczeem. Op 15 februari 2020 heeft eiser een aanvraag gedaan voor dubbele kinderbijslag voor het tweede kwartaal van 2020.
1.1.
Verweerder heeft in verband met deze aanvraag het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) verzocht om een advies uit te brengen. Het CIZ heeft op 17 april 2020 een advies uitgebracht waarin één punt is toegekend bij het item ‘lichaamshygiëne’.
1.2.
Verweerder heeft hierop het primaire besluit genomen en de aanvraag afgewezen, omdat er een score van drie punten nodig is om voor dubbele kinderbijslag in aanmerking te komen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2.1.
In bezwaar heeft verweerder het CIZ gevraagd om de situatie nogmaals te beoordelen. Het CIZ heeft op 18 augustus 2020 opnieuw een advies uitgebracht waarin één punt is toegekend bij het item ‘zindelijkheid’. Bij het item ‘lichaamshygiëne’ is na heroverweging geen punt meer toegekend.
2.2.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat voor een kind van 10 tot en met 17 jaar een zorgscore is vereist van minimaal drie punten om in aanmerking te komen voor dubbele kinderbijslag. De zorgscore is ongewijzigd op één punt vastgesteld.
3. Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en voert aan dat de zorgscore vier punten zou moeten zijn. [A] heeft ernstig eczeem. Zij kan alleen douchen als het water op de juiste temperatuur is afgesteld. Daarna moet ze goed worden afgedroogd en ingesmeerd. Hierbij is toezicht en hulp van de ouders nodig. Haar ouders zorgen voor de watertemperatuur, bij de rest kan [A] helpen. Hierom dient er een punt voor lichaamshygiëne te worden toegekend. [A] kan ook niet 30 minuten alleen thuis zijn. Zij moet vaak naar het toilet en haar ouders dienen toezicht te houden dat zij dit ook doet om broekplassen te voorkomen. [A] moet leren om tijdig naar het toilet te gaan. Incontinentiemateriaal is in verband met het bewustwordingsproces niet aan de orde. Hierom dient er een punt voor alleen thuis zijn te worden toegekend. Als [A] naar buiten wil, moeten haar ouders mee om te zorgen dat zij tijdig naar huis gaat om naar het toilet te gaan. Hiermee wordt voorkomen dat zij in een sociaal isolement terecht komt wegens broekplassen. Daarom moet er ook een punt voor begeleiding buitenshuis toegekend worden.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) heeft een verzekerde voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 12, eerste en tweede lid, indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
4.2.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag 2016 (BUK) is van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de wet sprake als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard. Ingevolge lid 2 van dit artikel worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop vastgesteld wordt of er sprake is van intensieve zorg als bedoeld in het eerste lid.
4.3.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de BUK wint de Svb, om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, een op medische gegevens gebaseerd advies in bij het CIZ, genoemd in artikel 7.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg. Ingevolge lid 2 van dit artikel worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld met betrekking tot de procedure alsmede de beoordelingscriteria waarop het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd.
4.4.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling) kan de Svb vaststellen dat er sprake is van intensieve zorg, indien het advies positief luidt. Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de Regeling luidt het advies positief indien:
a. het kind blijkens een geldig indicatiebesluit als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg is aangewezen op permanent toezicht of op 24 uur per dag zorg in de nabijheid; of
b. het kind blijkens de beoordeling van het CIZ intensieve zorg nodig heeft.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Regeling, komt de beoordeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, tot stand aan de hand van de volgende items:
a. lichaamshygiëne;
b. zindelijkheid;
c. eten en drinken;
d. mobiliteit;
e. medische verzorging;
f. gedrag;
g. communicatie;
h. alleen thuis zijn;
i. begeleiding buitenshuis;
j. bezig houden, handreikingen.
Ingevolge artikel 3, tweede lid, van de Regeling kent het CIZ op een item een punt toe indien het CIZ oordeelt dat er sprake is van een zware zorgbehoefte op dit item.
Ingevolge artikel 3, derde lid, van de Regeling behoeft het kind intensieve zorg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, indien:
a. het 3-5 jaar is en het CIZ minimaal 5 punten toekent;
b. het 6-9 jaar is en het CIZ minimaal 4 punten toekent;
c. het 10-17 jaar is en het CIZ minimaal 3 punten toekent.
4.5
CIZ hanteert bij de beoordeling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling, het Beoordelingskader. Hierin is bij ieder item als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling uitgewerkt wanneer een punt wordt toegekend. Verder is bij ieder item vermeld wanneer geen score wordt toegekend.
5.1.
Door eiser is aangevoerd dat er bij [A] ook op de hiervoor aangeduide items “lichaamshygiëne”, “alleen thuiszijn” en “begeleiding buitenshuis” sprake is van een zware zorgbehoefte. Het CIZ heeft op deze items geen zorgscore toegekend. Bij het item lichaamshygiëne is in de primaire fase wel een punt toegekend, omdat het aannemelijk is dat [A] wordt geholpen door haar ouders.
5.2.
Naar aanleiding van het bezwaar heeft het CIZ een medisch advies uitgebracht en geconcludeerd dat [A] gezien de medisch geobjectiveerde aandoening en de daarbij behorende klachten niet aan de criteria voldoet. Bij lichaamshygiëne is er geen noodzaak tot permanente aanwezigheid van een ander. Ook kan vanuit de medisch geobjectiveerde aandoening niet voldoende worden verklaard waarom [A] bij vrijwel alle handelingen aanwijzingen en fysieke hulp bij een deel van de handelingen nodig heeft. Bij het alleen thuiszijn gaat het om waar het kind niet toe in staat is en niet om wat het (nog) niet mag. De medisch adviseur heeft vastgesteld dat er geen medische bezwaren zijn op basis van de medisch geobjectiveerde aandoening waardoor [A] niet in staat is 30 minuten alleen thuis te blijven. Het is begrijpelijk dat de ouders van [A] haar extra in de gaten willen houden zodat zij leert tijdig naar het toilet te gaan, maar daarmee is nog geen medische noodzaak gegeven. Voor wat betreft begeleiding buitenshuis, kan een score slechts worden toegekend indien een kind niet alleen naar buiten kan, slechts in de eigen ‘afgesloten’ tuin kan spelen of slechts buiten kan spelen omdat de woonomgeving en sociale situatie zich er toe leent en er toezicht vanuit huis mogelijk is of in het directe (en voortdurende) zicht is. Hierbij gaat het ook om waar het kind niet toe in staat is en niet om wat het (nog) niet mag. De medisch adviseur stelt dat het niet aannemelijk is dat [A] op basis van de medisch geobjectiveerde aandoening niet alleen naar buiten kan. Mogelijke sociale problematiek kan niet tot een punt leiden.
5.3.
Verweerder heeft zich onder verwijzing naar het advies van het CIZ op het standpunt gesteld dat er voor alle drie de items geen zorgscore behoeft te worden toegekend. Dat [A] hulp, toezicht en aanwijzingen krijgt ten aanzien van de lichaamshygiëne, is niet voldoende om een zorgscore toe te kennen op dit punt, aldus het medisch advies. De noodzaak hiertoe is niet te objectiveren. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat [A] niet alleen thuis kan zijn of zonder begeleiding naar buiten kan. Hoewel het om meerdere redenen heel begrijpelijk is dat de ouders van [A] erop willen toezien dat zij tijdig naar het toilet gaat, betekent dit niet dat er een medische noodzaak bestaat waardoor [A] niet alleen thuis kan zijn of zonder begeleiding naar buiten kan. Eiser heeft zijn stelling dat [A] op meerdere items intensieve zorg nodig heeft, niet met medische gegevens onderbouwd.
5.4.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het advies van CIZ niet zorgvuldig tot stand is gekomen of dat dit advies niet concludent of anderszins onjuist is. Bij de beoordeling van de zorgbehoefte heeft CIZ een medisch vragenformulier en schriftelijke informatie van de behandelaars van [A] betrokken. Bovendien is eiser gehoord. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de door verweerder in navolging van CIZ getrokken conclusies over de zorgscores voor [A] onjuist zijn. Eiser heeft, ook in beroep, geen nadere stukken overgelegd die zijn standpunt onderbouwen. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat de lat te hoog wordt gelegd met het criterium ‘acuut gevaar’, gaat de rechtbank hieraan voorbij. Het toekennen van punten voor de items wordt gebaseerd op het criterium van de medische noodzaak. Het bestaan van acuut gevaar als criterium blijkt niet uit het medisch advies van het CIZ.
6. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiser om dubbele kinderbijslag voor het tweede kwartaal van 2020 terecht heeft afgewezen.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.C. van Poelgeest, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 december 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.